Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXI.
| |
[pagina 84]
| |
bygaan, aan te wyzen, wat 'er, naar sommiger verhaal, de naaste oorzaak van geweest zy. Ga naar margenoot+Men hadt, al voor veele jaaren, beslooten, de Stad voor de derde reize uit te leggen, en, in 't jaar 1601, eenen aanvang van 't werk gemaakt. Eenige Regenten, deeze uitlegging te gemoet ziende, hadden, kort te vooren, veele landen en erven, even buiten de Stad gelegen, opgekogt, welken zy, naderhand, op de schatting van die van den Geregte, tot Stads gebruik, weigerden af te staan, gelyk andere gemeene burgers verpligt werden te doen. Hooft en andere Wethouders oordeelden, dat deeze Regenten zulks, insgelyks, behoorden te doen, zonder merkelyke winst te vorderen. Doch zy begreepen 't anders, en waren nog met de winst van vyftien guldens op de roede, of negenduizend op de morgen niet te vrede. Tegen dit hun gedrag nu, vondt Hooft geraaden, zig, in den vollen Raad, aan te kanten, onder anderen zeggende ‘dat de Regenten der Stad, kans ziende, om, voor zig zelven, merkelyk voordeel te trekken, uit het beleid der Stads zaaken, overleggen moesten, of zulks tot dienst, of tot ondienst van de Stad en Gemeente strekken zou. Dat het byzonder belang wyken moest, voor 't gemeen. Dat de Raaden der Stad schuldig waren te bezorgen, dat de Stad of Gemeente, die by weeskinderen vergeleeken werdt, en op aarde geenen anderen voorstand hadt dan den Raad, geert ongelyk, noch door henzel- | |
[pagina 85]
| |
ven, noch door anderen, wierdt aangedaan. De Regenten stonden, voer hy voort, op een hoog tooneel, van waar hunne handelingen, van groot en klein, aanschouwd en geoordeeld konden worden. Al 't verstand der Gemeente werdt niet beslooten, binnen de kamers der Regeeringe. In de Stad, waren zeer veele verstandigen, die ook uit hunne oogen zagen. Waarom het te meer noodig was, dat de Regenten hun doen en laaten, met een goed geweeten, konden verantwoorden, buiten allen schyn van byzonder voordeel te zoeken, ten nadeele van 't gemeen. Livius hadt, over dit stuk, deeze goede les nagelaaten: Gelyk de geheele Magistraat, zeide hy, den Raad en de Raad het volk in agtbaarheid overtreft, zo is zy ook gehouden, in 't opneemen van alle zwaare zaaken, voor te gaan. Indien gy uwen minderen iet wilt beveelen; gy zultze allen, te ligter, tot gehoorzaamheid brengen, zo gy eerst u zelven en de uwen aan die Wet onderwerpt. Ook valt hun de schatting niet zwaar, als zy zien, dat ieder der voornaamsten zig zelven meerderen last oplegt, dan elk, hoofd voor hoofd, draagen moet. Dat was wat anders, dan, boven zyne gewoonlyke wedde, meer voordeels dan andere burgers te willen genieten, of minder bezwaarnis draagen.’ Men meent, dat zy, die zig door deeze en diergelyke redenen geraakt vonden, sedert, zo misnoegd werden op den Heere Hooft, dat zy hem, die, van het jaar 1588, tot het jaar 1610, agt reizen Burgemeester geweest | |
[pagina 86]
| |
was, en van deezen agt, vier reizen, twee jaaren na elkanderen, geregeerd hadt, sedert uit het Burgemeesterschap wisten te houden; waardoor ook zyne stem, in de Vroedschap, minder klemde, en byzonderlyk over 't stuk der kerkelyke geschillen. kleinen ingang vondt. Sommigen erkenden, inderdaad, dat het geschil over de opgekogte erven misnoegen tegen hem verwekt hadt. Doch 't was den meesten zeer naar den zin, dat zy hem dus onder de knie hadden weeten te krygen. Dokter Sebastiaan Egbertszoon en Jakob de Graaf, beide, gelyk hy, Oud Burgemeesters, waren de voornaamsten uit den Raad, die 't, in gemaatigdheid, met Hooft, eens waren. Doch zy waren beide maar eens Burgemeester geweest, en werden, sedert, niet wederom verkoorenGa naar voetnoot(g). Ga naar margenoot+De Contraremonstranten hadden, derhalve, in deeze Stad, eenen sterken steun aan de Regeeringe: waarom het hun, in dit zelfde jaar, nog gelukte, Simon Goulart, Predikant der Walsche Kerke, die de Leer der algemeene genade gepredikt, en de verwerping der kleine kinderen tegengesproken hadt, te doen schorsen in zynen dienstGa naar voetnoot(h). Ook hieldenze, hier, in den nazomer, eene of twee heimelyke vergaderingen, buiten kennis, en geheel tegen den zin der meeste Leden van Holland, die der Wethouderschap aanschreeven, dat zy zulke vergaderingen, zonder uitstel, beletten en doen scheiden moesten. | |
[pagina 87]
| |
Sommigen melden, dat men, in deeze Byeenkomsten, overwoogen hadt, door wat middel, men best eene Nationale Sinode zou konnen verkrygenGa naar voetnoot(i); doch anderen meenen, dat 'er beslooten werdt, zig van de Remonstranten af te zonderenGa naar voetnoot(k). |
|