Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIX.
| |
[pagina 76]
| |
togen, die, gelyk hunne voorzaaten, de Hertogen van Brabant, Aken gaarne onder hunne gehoorzaambeid gebragt zouden hebben, zagen de omkeering binnen deeze Stad aan, met veel misnoegen. De Keizer zelf sprak een vonnis uit tegen Aken, in den aanvang deezes jaars 1614, en gaf den Aartshertoge Albertus en den Keurvorst van Keulen magt, om, in gevolge van het zelve, alles, aldaar, in den voorigen staat, te herstellenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot(n). Spinola hadt dan heimelyken last gekreegen, om zig, in de eerste plaats, van Aken te verzekeren, gelyk hy, zonder slag of stoot, uit 's Keizers naam, deedt, op den eenentwintigsten van Oogstmaand. Zo dra hy in de Stad gekomen was, verstelde hy de Wet, en deedt de oefening van den Onroomschen Godsdienst ophoudenGa naar voetnoot(o). Naderhand, werden 'er verscheiden' Burgers, over de voorige beroerten, te regt gesteld, en, met de dood of met ballingschap, gestraftGa naar voetnoot(p). Na 't inneemen van Aken en 't slegten van Mulheim, welk 'er op volgde, maakte hy zig, zonder moeite, meester van Duuren, Orsoi, Duisberg, Kaster, 's Greevenbroek en Berchem. Eindelyk, toog hy, op den zevenden van Herfstmaand, voor Wezel, alwaar men hem, na eenigen geringen tegenstand, insgelyks, de poorten opendeGa naar voetnoot(q). Ga naar margenoot+Midlerwyl was ook Prins Maurits opgebroken met het Staatsche Leger, en te laat | |
[pagina 77]
| |
gekomen zynde, om, binnen Wezel, ontvangen te worden, hadt hy zig meester gemaakt van Emmerik en Rees: naderhand, ook Goch, Kraanenburg en Gennip, met Staatsch of Brandenburgs volk, bezettende. Zante, alwaar hy, insgelyks, gaarne bezetting gelegd zou hebben, werdt, eer hy 't verwagtte, door Spinola, ingenomenGa naar voetnoot(r). Prins Maurits nam, daarna, ook verscheiden' Plaatsen in, in het Graafschap Mark, terwyl Spinola, aan 't versterken van Wezel, deedt arbeidenGa naar voetnoot(s). Dit wederzydsch inneemen van Steden geschiedde, zonder dat de Legers elkanderen eenigen tegenstand deeden. Men wilde het Bestand niet breeken, en de tegenwoordige krygsbedryven aangemerkt hebben, als geschiedende alleenlyk, tot bevordering of herstelling der rust, in onzydige Landen. De bevelhebbers en krygsknegten van de eene en de andere partye ontmoetten en bejegenden elkanderen, dikwils, vriendelykGa naar voetnoot(t). De Legers lagen naauwlyks twee mylen van elkanderen. Spinola hadt zig by Wezel, Maurits by Rees nedergeslaagen. Terwyl de Staatsche bezetting in Goch lag,Ga naar margenoot+ werdt Goossen Exken, een der Burgemeesteren deezer Stad, die Roomschgezind was, door zekeren Weever, bedraagen, als of hy heimelyk handelde, om de Stad aan Spinola te leveren. De bevelhebber deedt hem en eenigen der zynen terstond vatten. Een derzelven werdt zwaarlyk gepynigd; doch ont- | |
[pagina 78]
| |
kwam, kort hierop, uit de hegtenis, en bragt te wege, dat het stuk, door Gemagtigden uit den Haage, nader onderzogt werdt. Men betfondt, eindelyk, dat de Weever tot het beschuldigen van Exken verleid was, door den Predikant Petrus Ceporinus, gebeeten op den Burgemeester, om dat deeze hem de inkomsten eener Roomsche Pastorye in Goch geweigerd hadeGa naar voetnoot(u). Ga naar margenoot+De Koningen van Frankryk en Groot-Britanje zonden, eerlang, hunne gezanten naar de Legers, om eene vrede tusschen de twee Vorsten te bemiddelen. De Aartshertogen en Staaten hadden hier ook hunne Gemagtigden. Men kwam, in't begin van Wynmaand, by een, te Zante. De voornaamste zwaarigheid in de handeling betrof het Kasteel van Gulik, welk, de sterkste Plaats des gantschen Lands zynde, de Vorsten elkanderen misgunden. Men sloeg dan voor, het Kasteel te slegten, naaf den kant der Stad, of het in bewaaringe te geeven aan de Staaten, terwyl Wezel in de handen der Aartshertogen blyven zou. De Fransche, Engelsche en Staatsche Gemagtigden neigden voor den eersten, de Aartshertogen voor den tweeden voorslag. Omtrent de regeering der Landen, begreep men, dat een der Vorsten de verdeeling zou doen, waaruit de andere de keus hebben zou: 't welk Nieuwburg best aanstondt: of, dat ieder de helft van 't Land, zes maanden in't jaar, en de andere helft, de andere zes maanden, regeeren zou: waar- | |
[pagina 79]
| |
in Brandenburg en de Staatschen meer gevallenGa naar margenoot+ hadden. Ook neigden 'er, eerlang, de Franschen en Engelschen toeGa naar voetnoot(v). Naderhand, veranderde men egter van gedagten. ‘Men verdeelde de Landen, in twee deelen, stellende Kleeve, Mark, Ravensberg, Ravenstein en eenige goederen in Brabant en Vlaanderen voor één deel, en Gulik en Berg, met het gene 'er toe behoort, voor het ander: om 't bezit van welke twee deelen, de Vorsten looten zouden.’ Voorts, kwam men overeen ‘dat het vreemd krygsvolk, terstond, vertrekken zou; dat de Vorsten geene Plaatsen in de magt van eenen derden zouden stellen, en dat de Vestingwerken, sedert Bloeimaand laatstleeden, begonnen, geslegt zouden worden.’ De Vorsten en de Gemagtigden van Frankryk, Groot-Britanje en de Staaten tekenden dit VerdragGa naar voetnoot(w). De Aartshertoglyken, last uit Spanje moetende afwagten, stelden 't uit. In Wintermaand, kwam 'er, eindelyk, bevel van Filips ‘om geen verdrag te laaten sluiten, zonder dat hy 'er deel in hadt, om Wezel niet over te geeven, en om alles in den zelfden staat te laaten, waarin het tegenwoordig was.’ De onderhandelingen werden, hierop, afgebrokenGa naar voetnoot(x). Men handelde, daarna, nog eenigen tyd, te Brussel en in den Haage, zonder iets te konnen sluiten. De Legers waren, reeds in Slagtmaand, | |
[pagina 80]
| |
gescheiden. Elk hielde de ingenomen' Plaatsen sterk bezet. Prins Maurits zondt de overige knegten en eenige Rukers naar Munsterland en 't Stigt Paderborn, alwaar hy zwaare brandschattingen vorderen deedtGa naar voetnoot(y). 't Liet zig aanzien, dat het Krygsvolk der Aartshertogen en Staaten de Kleefsche en Guliksche Landen niet zo haast verlaaten zou, als het 'er ingekomen was. |
|