XXV.
Onderhandeling over de begrooting van het aandeel van elk Gewest in de gemeene lasten.
Wyders, werdt 'er, in de Vereenigde Gewesten, omstandiglyk, gehandeld, over de bepaaling van het aandeel, welk elk Gewest, in de gemeene lasten, te draagen hadt. Hierover was, van 't begin des oorlogs aan, geschil geweest, zonder dat het, immer, behoorlyk, hadt konnen vereffend, of het aandeel van elk Gewest, op eenen vasten voet, gebragt worden. Holland, en vooral Zeeland klaagden, dat zy veel te hoog belast werden. Ook was 't wel noodig geweest, verscheiden' andere Gewesten, met naame Gelderland en Overyssel, die, door de wapenen, tot het Verbond gebragt waren, weinig te bezwaaren, zo lang de kryg duurde; waarvan zy ook, eenen geruimen tyd herwaards, den meesten last gehad haddenGa naar voetnoot(n). In 't voorleeden jaar, was 'er eene verdeeling geschied van een gedeelte der oorlogslasten, in welken Gelderland maar vier en een half ten honderd droeg. Holland bragt toen vyfenvyftig en een half ten honderd op; Zeeland, dertien; en een half; Utrecht, vyf ent drie vierde; Friesland, elf en een half; Overyssel, twee en drie vierde en Groningen en Ommelanden zes en een halfGa naar voetnoot(o). Maar in deeze verdeeling oordeelde men nu verandering te moeten vallen: waarop Zeeland sterk drongGa naar voetnoot(p); doch 't liep nog aan, tot in 't jaar' 1612, eer men, deswege, tot een besluit komen kon.