Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIII.
| |
[pagina 451]
| |
'er aan vast was, meer en meer, aan zig trokken. Van dien tyd, verminderde het gezag des Raads van Staate: waartoe, waarschynlyk, ook geholpen heeft het afzyn van Prinse Maurits, het hoofd van deezen Raad; die, doorgaans, te velde zynde, zig weinig met zaaken van Regeeringe kon ophouden. Tegenwoordig, was de Vergadering der algemeene Staaten tot eenen hoogen trap van aanzienlykheid gesteegen: wordende haaren luister niet weinig vermeerderd, door het geduurig ontvangen en hooren der gezanten van magtige Vorsten, ter gelegenheid der gewigtige handelinge van 't Bestand. Oldenbarneveld, schoon, in naam,Ga naar margenoot+ alleenlyk een dienaar der Staaten van Holland, deelde in dit gezag. Hy was, van wege dit Gewest, gewoonlyk afgevaardigd in de Vergadering der algemeene Staaten, daar hy de stem van Holland, het aanzienlykste der zeven gewesten, zeer wel wist te doen gelden. En het groot gezag, welk hy zig, door zyne langduurige diensten, by de Staaten van Holland, zyne meesters, verkreegen hadt, was oorzaak, dat hy de stemmen hunner Vergaderinge, gemeenlyk, kon leiden naar zynen zin. De meeste andere Gewesten voegden zig naar Holland: waaruit ligtelyk af te neemen is, hoe veel de Advokaat vermogt, in de Vergadering der algemeene StaatenGa naar voetnoot(r). In Zeeland alleen, hadt Prins Maurits het meeste vermogen: en wy hebben gezien, dat zyne Doorlugtigheid, | |
[pagina 452]
| |
door middel van dit Gewest, het besluit tot vrede of bestand, welk Oldenbarneveld dreef, lang wist tegen te houden. Ga naar margenoot+ Doch men ontdekte, by deeze gelegenheid, gelyk te vooren meermaalen, by anderen, een merkelyk gebrek, in den tegenwoordigen, vorm der Regeeringe. Men vondt, dat 'er geen vastgesteld middel was, om de geschillen, tusschen de byzondere Gewesten, en tusschen de Steden van elk gewest, volstrektelyk en met gezag, te beslisfen. By het negende Lid van de Utrechtsche Vereeniging, waren de geschillen tusschen de Gewesten, over zaaken van bestand, vrede, oorlog en belasting, wel verbleeven aan, de Stadhouders; doch alleen by voorraad, en aan de Stadhouders, die 'er toen warenGa naar voetnoot(s): welk, veelligt, ook eene der redenen geweest is, waarom, in de handeling van 't Bestand, de meeste Gewesten zig niet verbonden rekenden, het verschil met Zeeland aan de uitspraak der Stadhouderen te verblyven: schoon de Zeeuwen beweerden, dat zulks, uit kragte der Utrechtsche Vereeniging,Ga naar margenoot+ behoorde te geschieden. Zy, die dit gebrek in, den vorm der Regeeringe wilden wegneemen, en te gelyk Prinse Maurits grooter gezag geeven, sloegen, hierom, voor ‘dat de zaaken van vrede, oorlog, verbonden met uitheemsche Mogendheden en belastingen verbleeven moesten worden, aan de Vergadering der algemeene Staaten; doch dat men eenen Raad van Staate moest opregten, van welken | |
[pagina 453]
| |
Prins Maurits het hoofd, en de Graaven Willem en Henrik Fredrik, voor hun leeven, Leden moesten zyn; dat aan deezen Raad staan moest de beslissing van alle geschillen, die tusschen de Gewesten voorvielen: ook de uitvoering van 't gene de algemeene Staaten beslooten hadden, zelfs door geweld, indien 't vereischt werdt; en, dat de Raad, voorts, op alle andere zaaken van Regeeringe, raadpleegen en besluiten mogt.’ Door middel van deezen Raad, zou, dagt men, de langwyligheid der raadpleegingen, ter algemeene Staatsvergaderinge weggenomen, en zaaken, die spoed vereischten, spoediger afgedaan konnen wordenGa naar voetnoot(s). Verscheiden' aanzienlyke luiden, hier te Lande, waren voor het opregten van zulk een' Raad. De Koning van Frankryk, zig verbeeldende, dat hy zig, onder de regeering van zodanig een' Raad, ligter vrienden in de Vereenigde Gewesten zou konnen verkrygen, tot bevordering zyner verdere oogmerken, hadt zynen gezanten gelast, daartoe, voorzigtiglyk, te arbeidenGa naar voetnoot(t). En wy hebben gezienGa naar voetnoot(u), dat zy en de andere gezanten, al een en andermaal, openbaare aanmaaningen gedaan hadden, om de Regeering te herstellen; welke aanmaaningen, op den dertienden van Bloeimaand deezes jaars, nog eens herhaald werdenGa naar voetnoot(v). Onder de hand, | |
[pagina 454]
| |
hadt Jeannin niet verzuimd, hiervan, byzonderer met sommigen te handelenGa naar voetnoot(w); en genoeg te verstaan gegeven, dat zyn inzigt was, Prinse Maurits meer gezags te doen opdraagen. Eenige dienaars en vrienden van den Prinse oordeelden zelfs, dat men, ten zynen behoeve, 't Gemeenebest in een Vorstendom veranderen moestGa naar voetnoot(x). François Franken, weleer Pensionaris van Gouda, en nu Raadsheer in den Hoogen Raad, hadt, in Wynmaand des voorleeden jaars, aan den Predikant Uitenbogaard verklaard ‘dat Oldenbarneveld zelf hem, eenigen tyd geleeden, gezeid hadt, dat men zig niet met den vyand verdraagen moest, voor men 't Land in meerder verzekerdheid gesteld, en met Prinse Maurits gehandeld hadt, op gelyke voorwaarden, als weleer met zynen Heere Vader geschied was; doch dat de Advokaat hiervan, naderhand, niet meer gerept hadtGa naar voetnoot(y).’ Ook sprak men 'er, in 't geheel, weinig van, voor 'tGa naar margenoot+ sluiten van 't Bestand. Groote zwaarigheid vondt Jeannin, in Oldenbarneveld tot de voorgeslaagen' verandering te doen bewilligen. De Advokaat begreep ligtelyk, dat zyn gezag merkelyk verminderen zou, zo dra de Prins aan 't hoofd van eenen Raad van Regeeringe geplaatst was. Men hadt, in de handeling van 't Bestand, gezien, hoe ligt 'er verschil komen kon, tusschen de Gewesten; en zo de Raad gezag hadt, om alle zulke ge- | |
[pagina 455]
| |
schillen te beslissen, was, by den zelven, of by den Prinse, die 'er 't hoofd van zyn zou, de geheele klem der Regeeringe: en de bekwaamheid des Advokaats om de gevoelens der Steden, in Holland, en der Gewesten, ter algemeene Staatsvergaderinge, te leiden naar zynen zin, kon hem weinig meer te stade komen. Jeannin dagt, dat men den Advokaat zou konnen te vrede te stellen, als men hem President maakte van den RaadGa naar voetnoot(z). Doch 't blykt niet, dat hy 't heeft voorgeslaagen. Nogtans maakte hy een ontwerp van eenen Raad van Regeeringe: waarin de Koning meende, dat de Fransche gezanten, zo wel als de Engelschen, zitting behoorden te hebbenGa naar voetnoot(a). Doch dit ontwerp kon niet behaagen. Men zou niet geraaden gevonden hebben, uitheemschen Vorsten zo veel zeggens in's Lands Regeeringe te geeven. Oldenbarneveld en anderen vreesden ook, voor nadeelige gevolgen van zulk een uitsteekend gezag, als men Prinse Maurits wilde opdraagenGa naar voetnoot(b). Ook viel 't, schryft DeGa naar margenoot+ Groot, zo gemakkelyk niet, eene wyze van Regeeringe, die men, twintig jaaren lang, met goeden voorspoed, gevolgd hadt, te veranderen: en zy, welker belang het was, dat de zaaken in den tegenwoordigen staat bleevenGa naar voetnoot(c), bragten, ligtelyk, te wege, dat de onderhandelingen over 't hervormen der Regeeringe, eerst, tot na 't sluiten van 't Be- | |
[pagina 456]
| |
stand, en toen, tot na't einde des jaars, verschooven werdenGa naar voetnoot(d): waarna zy, allengskens, in 't vergeetboek raakten. |
|