Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXII.
| |
[pagina *14]
| |
JOHAN VAN OLDENBARNE VELD,
Heer van Berkel en Rodenrys, Advokaat 's Lande van Holland. Is. Tirion excudit. | |
[pagina 450]
| |
gen kon, moest te wege brengen, dat men den Prinse, die zig inzonderheid in den kryg geagt gemaakt hadt, meer naar de oogen zag en vergenoegde, dan men, veeligt, in eenen tyd van vrede, gedaan zou hebbenGa naar voetnoot(p). De Prins hadt zelf verklaard, dat de vyand hem een millioen gouds en verscheiden' Heerlykheden in Duitschland toegezeid hadt; zo hy zig derwaards begeeven wilde: ja dat hem de Aartshertogen grooter gezag in den Vereenigden Staat dan hy ooit gehad hadt, en zelfs niet donkerlyk de Opperheerschappy hadden aangebooden, zo hy zig met hen wilde vereenigenGa naar voetnoot(q): al het welke hy nogtans van de hand geweezen hadt. 't Scheen, derhalve, niet onredelyk, dat men hem, vrywilliglyk, eenig meerder gezag opdroege, en, ten dien einde, eenige verandering maakte in den tegenwoordigen vorm der Regeeringe, die, sedert eenige jaaren, eene andere gedaante aangenomen hadt, dan zy, in den aanvang des oorlogs, plagt te hebben. |
|