Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 431]
| |
XVIII.
| |
[pagina 432]
| |
De Spaanschen waren, reeds op den vierdenGa naar margenoot+ van Sprokkelmaand, te Antwerpen; doch de Franschen en Engelschen, opgehouden door tegenwind, kwamen 'er, niet voor den negenden. Zy hielden de vaartuigen, met welken zy gekomen waren, in hunnen dienst, in allen schyn, als of zy terstond te rug gekeerd zouden zyn, zo de Spaanschen zwaarigheid gemaakt hadden, om 't punt van de vryheid toe te staanGa naar voetnoot(k). Doch alzo de wapenschorsing nu naar 't einde liep, werdt dezelve, tot het einde der maand, verlengd, 't welk de gezanten over zig namen. De Spaanschen maakten, in 't eerst, eenige zwaarigheden, tegen 'tGa naar margenoot+ ontwerp der gezanten. De titel van Hoogmogende Heeren, welke den Staaten gegeven werdt, mishaagde hun; en zy booden aan, dat de Aartshertogen zig ook diergelyken titel niet geeven zouden, zo de Staaten zig van denzelven begeerden te onthouden. Doch de Staaten, wier titels nog nieuw waren, zagen meer zwaarigheid in het myden derzelven dan de AartshertogenGa naar voetnoot(l) Men moest egter toegeeven, dat de titel van Hoogmogenden, in illustren of doorlugtigen, veranderd werdt. In 't punt der vryheid,Ga naar margenoot+ bewilligden de Spaanschen. Doch over den Indischen handel werdt hevig getwist, zonder dat men 't volkomen eens werdt. Filips maakte groote zwaarigheid, om de Indien, uitdrukkelyk, in 't Bestand te be- | |
[pagina 433]
| |
pen. De gezanten ontwierpen dan, eindelyk, een punt, wegens den handel, waarin de Indien niet genoemd, maar egter begreepen waren: en de Spaanschen bewilligden hierin, na veel tegenstribbelens. Toen werdt, over de brandschattingen,Ga naar margenoot+ gesproken, die de Staaten, tot hiertoe, in Brabant en Vlaanderen; doch de vyand niet merkelyk, binnen de Vereenigde Gewesten, hadt weeten te vorderen. De gezanten gaven toe, dat deezen afgeschaft werden. Hierop vorderde men ook afschaffing der gelei- en verlofgelden; doch alzo de gezanten wel onderrigt waren, dat Zeeland hiertoe nimmer verstaan zou, gavenze alleenlyk hoop, dat men, deswege, na 't sluiten van 't Verdrag, met elkanderen, zou konnen overeen komenGa naar voetnoot(m). 't Liep aan tot omtrent het einde van Sprokkelmaand, eer men 't zo verre eens was, dat de gezanten oordeelden, de Staaten te moeten ontbieden, naar Bergen op Zoom. Zy deeden 't, met algemeene woorden: hun te kennen geevende, dat zy, in 't gene, waaromtrent, men overeen gekomen was, goed genoegen zouden hebbenGa naar voetnoot(n). Doch aan Oldenbarneveld schreef Jeannin, in 't byzonder, ‘dat men 't punt der Indien niet geheel naar de meening der Staaten hadt konnen schikken: ook, dat de Aartshertogen de, brandschattingen wilden afgeschaft hebben: 't welk hy redelyk oor- | |
[pagina 434]
| |
deelde, mids men Prinse Maurits, te gemoet kwame, in de schade, welke hy, daar door, lyden zou. Voorts, hielden, schreef hy, de Spaanschen zig, ten opzigte van den tyd van't Bestand, nog aan tien jaaren; waarby de gezanten twee jaaren gevoegd wilden hebben. Doch deeze zwaarigheden behoefde Oldenbarneveld, zyns oordeels, den Staaten niet in 't hoofd te brengen, op dat zy niet werden afgeschrikt van de reize naar Bergen op ZoomGa naar voetnoot(o).’ Jeannin hadt reden, om zig, eenen goeden uitslag van den handel te belooven, alzo hy, in een byzonder gesprek met Richardot, veinzende, tyding uit den Haage bekomen te hebben, dat het punt der Indien wel gelegenheid geeven mogt, tot het afbreeken der handelinge van de zyde der Staaten; uit hem verstondt, dat de Staaten hunne Gemagtigden slegts naar Antwerpen hadden te zenden, wanneer men niet scheiden zou, zonder te sluitenGa naar voetnoot(p). Ga naar margenoot+ Op 't schryven der gezanten, begaven de algemeene Staaten zig naar Bergen op Zoom. Die van Holland verscheenen 'er, staatswyze, en hielden 'er de gewoonlyke DagvaartGa naar voetnoot(q), De gezanten trokken ook derwaards. En op den agttienden van Lentemaand, deedt Jeannin den Staaten omstandig verslag van den staat der handelinge, hun vermaanende, om dezelve, van hun- | |
[pagina 435]
| |
nen kant, te willen besluitenGa naar voetnoot(r), en, ten dien einde, hunne Gemagtigden, met volkomen last, naar Antwerpen te zenden. De Staaten waren voldaan over 't verslag der gezanten, en sommigen verklaarden, niet gedagt te hebben, dat zy zo veel zouden hebben konnen bedingen. Zelfs viel, over 't punt van den Indischen handel, geene aanmerking. De overigen waren van klein belang. 't Bleek klaarlyk, dat alles zig schikte, tot het sluiten van 't BestandGa naar voetnoot(s). De gezanten keerden terstond, wederom, naar Antwerpen: werwaards dezelfde StaatscheGa naar margenoot+ Gemagtigden, wien de handeling in den Haage vertrouwd was, uitgenomen dat Utrecht Gerard van Renesse, Heere van der Aa, in de plaats van Nikolaas Beerk, verkooren hadt, hun, binnen weinige dagen, volgden. 't Stuk der grensscheidingen en verbeurdverklaaringen, waarover nog eenig verschil viel, werdt toen haast vereffend. 't Afhandelen van eenige byzondere zaaken, den Huizen van Nassau en Espinoi betreffende, vertraagde het sluiten van 't Bestand nog eenige dagenGa naar voetnoot(t): binnen welken, menGa naar margenoot+ tyding kreeg van de dood des Hertogs van Kleeve en Gulik. Zy maakte bystere ongerustheid aan 't Fransche Hof; daar men, gemerkt den ouden twist, over het regt tot de opvolging in deeze Hertogdommen | |
[pagina 436]
| |
tusschen de Spanschen en Staaten, geene andere verwagting hadt, of de handeling zou, terstond, afgebroken en de wapenen hervat geweest zyn. Ook verklaarden de Staaten, terstond, dat zy zig kanten zouden, tegen alle onderneemingen der Aartshertogen, in de Landen van Kleeve en Gulik. Ja Prins Maurits, die te Bergen op Zoom was, sprak van, zonder uitstel, krygsvolk derwaards te zenden, eer men van anderen voorkamen werdt. Doch de Aartshertogen toonden geene gezindheid altoos, tot het afbreeken der handelinge. Richardot verklaarde zelfs, dat zy zig niet moeyen zouden, met de Kleefsche zaaken. Ook waren de Staaten zo ingenomen met de begeerte, om een einde te zien van den veertigjaarigen oorlog, dat het sterfgeval des Hertogs van Kleeve hen niet verhinderdeGa naar margenoot+ te sluitenGa naar voetnoot(u). Men tradt dan, de wapenschorsing, eerst nog eens of tweemaal verlengd geweest zyndeGa naar voetnoot(v), eindelyk, op den negenden van Grasmaand, tot de tekening van een twaalsjaarig Bestand; waarvan wy nu den inhoud moeten te boek stellen: |
|