Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIII.
| |
[pagina 416]
| |
hieldt zig by zyn gevoelen, willende zelfs niet gedoogen, dat 'er, om tot beisluit te komen, omvraag gedaan werdt, en dringende op de woorden der Utrechtsche Vereeniging, volgens welken, de Gewesten geen verdrag maaken mogten met den vyand, dan met algemeene bewilliging der bondgenooten: en die, daarenboven, vorderden, dat de geschillen, onder de Gewesten vallende, aan de uitspraak der Stadhouderen zouden verbleeven wordenGa naar voetnoot(c).Ga naar margenoot+ De Gemagtigden van dit Gewest, na lang draalen, op den elfden van Slagtmaand, ter algemeene Staatsvergaderinge verscheenen zyndeGa naar voetnoot(d), vielen 'er hevige woorden, tusschen hen en de overige Leden. Sommigen zeiden ‘dat de vraag niet meer was, of men Bestand maaken zou of niet; maar of Zeeland alleen allen anderen Gewesten de wet zou stellen.’ Zo ver liep de twist, dat de Zeeuwen spraken, van zig te willen afzonderen van de overigen, die, daarentegen, in overleg namen, om, zonder Zeeland, bestand te maaken. In deeze hitte der gemoeden, vondt Jeannin dienstig gebruik te maaken van een sterker middel,Ga naar margenoot+ dan hy, tot hiertoe, gebezigd hadt. De Fransche en Engelsche gezanten, op den agttienden van Slagtmaannd, gehoor verworven hebbende, ter algemeene Staatsvergaderinge, liet Jeannin zig uit, in eene rede van deezen zin: ‘Vernomen hebben- | |
[pagina 417]
| |
de,’ zeide hy ‘dat Zeeland het Bestand, tot zo verre, verwerpt dat dit Gewest zig van de anderen, en van de Vorsten, uwe vrienden en bondgenooten, die 't Bestand goedkeuren en aanraaden, schynt te willen afscheiden; zyn wy, in deeze uwe Vergadering, gekomen, om de Heeren Zeeuwen te verzoeken, dat zy zig voegen by de andere Gewesten. Eendragt is noodig in uwen Staat, en 't betaamt wyzen en braaven luiden, na 't voorstellen en aandringen van hun byzonder gevoelen, zig te onderwerpen aan het meerder getal: vooral, in Volksregeeringen, waar geen hoofd is, welk magt heeft, om het gevoelen, welk hem best schynt, te doen volgen. De verdeeldheid, die tegenwoordig onder u is, kan, onzes oordeels, ook, op, geene andere wyze, weggenomen worden. Want andere bemiddelaars in te roepen; waar zal, menze vinden? De Koningen en Vorsten, die u 't Bestand aanpryzen, zullen, door hen, die 't' verwerpen, van de hand geweezen worden, om datze zig, reeds, te openlyk, verklaard hebben. En de Gewesten, die 't Bestand voor heilzaam houden, zullen, om dezelfde reden, de Heeren Stadhouders niet voor goede mannen willen erkennen, schoon men zegt, dat zulks, in de opkomst van uwen Staat, plagt te geschieden. Op welke wyze, zal dan dit uw verschil worden afgedaan? Zal één gewest allen den | |
[pagina 418]
| |
overigen de wet stellen, en beletten tot een besluit te komen? Dit schynen zy te beweeren, die zeggen, dat er eene grondwet in uwen Staat is, die 't beveelt, 't Voegt ons, vreemdelingen, niet, uwe wetten te verklaaren. Maar de natuur zelve leert ons, dat zulk eene wet moet gemaakt zyn, om beroerte te voorkomen, en om te beletten, dat gy, als onderdaanen, met uwen vyand handelde; niet, om te verhinderen, dat gy u, als gelyken met gelyken, met hem, verdroegt. Of zo men eene andere uitlegging aan deeze wet geeven moest, zouden wy, met zeker' Romeinsch' Raadsheer, in een ander geval, oordeelen, dat zulk eene wet, of, voor altoos, of, voor zekeren tyd, behoorde afgeschaft te worden, op dat menze niet verpligt ware op te volgen, tot onherstelbaar nadeel van den Staat: welk 'er nu onvermydelyk uit volgen zou, naardien elk weet, dat alle de Gewesten met elkanderen niet in staat zyn, om den oorlog te voeren, zonder uitheemsche hulpe. Gy allen hebt ons dit, ook in gevolge van Staatswyze besluiten, zo dikwils, verklaard, dat het ons verwondert, dat men thans waant, met mindere kosten te konnen oorloogen; daar de vyand niet zwakker geworden is, en gy niet magtiger zyt, dan te vooren. Maar veelligt meent men, dat de Koningen te veel belang hebben, by de behoudenis van uwen Staat, en | |
[pagina 419]
| |
dat zy u, om deeze reden, wel zullen moeten helpen. Doch bedriegt u niet. Wy verklaaren u, op uitdrukkelyken last van onze Koningen, dat, zo uwe partyen weigeren bestand te maaken, op de voorwaarden, u, door ons, voorgesteld, zy van zins zyn, u, meer nog dan te vooren, te ondersteunen. Maar zo de handeling, door uw toedoen, afgebroken wordt, zo gy den raad, dien zy u geeven verwerpt, moet gy geen' onderstand van hun wagten. 't Afwyzen van zulke eerlyke en voordeelige voorwaarden zou den oorlog onregtvaardig maaken, en onze Koningen zouden niets willen doen, dat opspraak onderhevig was. Ook verwondert het verstandigen zo zeer, dat Filips u zulke voorwaarden aanbiedt, als dat gy u nog beraadt, omze te aanvaarden. En wy, die ons hier bevinden, konnen geene redenen bedenken, waarom men zig zo sterk aankant, tegen het sluiten van een bestand, op zulke voorwaarden. Onze Koningen, en hunne voornaamste Raaden houden uwe vryheid, niet slegts geduurende het Bestand; maar voor altoos, genoegzaam verzekerd, door deeze voorwaarden, 't Woord Vryheid, also het van een Land of Gemeenebest gebruikt wordt, sluit de opperste magt in. Dat Spanje en de Aartshertogen niets op dit Land eischen, betekent, dat zy uwe Heeren niet meer zyn. De erkentenis uwer vryheid | |
[pagina 420]
| |
is ook niet bepaald aan den tyd van 't Bestand: anders zan zulks klaarlyk moeten uitgedrukt geweest zyn. Maar men doet, by 't Bestand, dezelfde onbepaalde verklaaring, die men, by eene Vrede, zou gedaan hebben, ten bewyze, dat menze, in 't een en 't ander geval, in gelyke betekenis, verstaan wil hebben. Filips wil geene breeder verklaaring geeven, om, voor 't gemeen, gezind het gedrag der Vorsten te veroordeelen, met eenigen schyn, te konnen beweeren, dat deeze bepaald is, aan den tyd van 't Bestand. Doch hieruit volgt niet, dat zy u niet behoort te voldoen. Het wegneemen der andere zwaarigheden tegen 't Bestand, als, het zorgen voor de voldoening der gemeene lasten, en voor de wyze van uwe Regeeringe, indien men anders oordeelen mogt, dat deeze, om zekerer en duurzaamer te zyn, eenige verandering of verbetering noodig hadt, hangt geheellyk van u zelven af, schoon wy 'er u in helpen willen, naar ons vermogen. Ontvangt dan den raad, dien onze Koningen u geeven. Wy verzoeken 't op de Heeren Zeeuwen, wier gewest, een der aanzienlyksten van den Staat, ook het eerste behoort te zyn, om zig, ten gemeenen nutte, te laaten overhaalen. Wy doen dezelfde bede aan zyne Doorlugtigheid, aan den Heere Graave Willem, en aan 't gantsche Huis van Nassau, dat zo veel gedaan heeft, tot | |
[pagina 421]
| |
opregting, bevestiging en uitbreiding van deezen Staat. Wy verzoeken, dat zy ons de hand leenen, om Zeeland te beweegen; op dat zy eens, met Focion, dien grooten en wyzen hoofdman te Athene, mogen konnen zeggen, dat het hun niet berouwt, eenen raad verworpen te hebben, dien zy schadelyk hielden voor 't gemeen; doch dat het hun egter verblydt, dat de gevolgen van dien raad beter en heilzaamer geweest zyn, dan zy gedagt haddenGa naar voetnoot(d).’ Ga naar margenoot+ De Engelsche Gezant Spencer sprak, daarna, op gelyken zin; daarby voegende de ‘dat een vrye Staat, alwaar de meerderheid van stemmen de overhand niet heeft, vergeleeken kon worden, by de maagd, van welke de ouden verhaalen, dat zy, door haare medeminnaars, die haar elk om stryd ten huwelyk begeerden, vaneen gescheurd werdt.’ Ook vertoonde hy ‘hoe veel nadeels de magt der gemeentsmannen, om zig te mogen kanten tegen de besluiten des Raads, den Roomschen Staat, weleer, hadt toegebragtGa naar voetnoot(e).’ |
|