Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 410]
| |
nin, eenen tweeden Brief geschreeven aan de Hollandsche Steden, gedagtekend den eenentwintigsten van Wynmaand: waarin hy den inhoud van zyn voorig schryven nader aandrong en bevestigde. Hy stondt omstandig stil, op het groot gevaar van verdeeldheid en omkoopingen door den vyand, die, schreef hy, hier, dagelyks, meer aanhangers kreeg. En hy hieldt dit gevaar te grooter ‘om dat 'er geene magt noch gezagin 't Land was, welk 'er in voorzien kon.‘ Voorts drong hy, gelyke te vooren, op het blyven by het genomen besluit, om geen verdrag aan te gaan, dan waarby 's Lands oppermagt, voor altoos, erkend werdt: en om, kon men dit niet bekomen, de wapenen wederom op te neemen. Ook beweerde hy, dat de zaak van 't Bestand, volgens de Utrechtsche Vereeniging en andere overeenkomsten, niet by meerderheid van stemmen kon worden afgedaan; maar, noodzaakelyk, eenpaarigheidGa naar margenoot+ vereischteGa naar voetnoot(o). De Prins liet het niet by deezen brief, maar, kort na 't afvaardigen van den zelven, uit den Haage verreisd zynde, om zynen Broeder, den Prins van Oranje, te ontmoeten, deedt hy een' keer door de Hollandsche Steden, zig, alomme, veele moeite geevende, om de Regenten derzelven te overtuigen, dat men geen Bestand maaken moest, dan waarby 's Lands vryheid, in klaare bewoor- | |
[pagina 411]
| |
dingen en voor altoos, bevestigd werdtGa naar voetnoot(p). 's Prinsen brieven en verscheiden' schriftenGa naar margenoot+ van minder gewigt, die, van tyd tot tyd, in 't licht kwamen, verwekten, door 't gantsche Land, eene bystere gisting in de gemoeden. In deeze schriften, schroomde men niet lasterlyk te spreeken van Kornelis en François Aarsens, en Oldenbarneveld door te stryken, als eenen smeeder van verderselyke aanslagen, gelyk men 't Bestand hieldt te zyn. Men vertoonde hem, als een' man, die, door 't groot gezag, welk hy zig verkreegen hadt, mannen van veel hooger' staat lastig viel, en zulken, die met hem gelyk moesten staan, te verre boven 't hoofd gewassen was. Op eenen vroegen morgen, vondt men, voor de deure van zekeren Bode in den Haage, drie brieven, gerigt aan de Staaten van Holland, aan de algemeene Staaten, en aan Reinier Pauw, Burgemeester van Amsterdam. Zy werden, terstond, in de Vergadering der Staaten, gelezen. 't Bestand werdt 'er in vertoond, als eene listige uitvinding des vyands: en de Advokaat, als zigbedienende van slinksche middelen, om het door te dryven; waarom hy niet min dan eenen schandelyken dood geoordeeld werdt verdiend te hebbenGa naar voetnoot(q). Al 't welk, van elk, met groote verontwaardiging, gehoord werdt. Prins Maurits zelf verklaarde, dat de opsteller deezer brieven moest opgezogt en vastgezet wordenGa naar voetnoot(r). | |
[pagina 412]
| |
Maar de Advokaat, zig ziende blootGa naar margenoot+ gesteld voor zo veel haats, betuigde, terstond hierna, in de Vergadering van Holland ‘dat hem 't misnoegen en de haat der Grooten niet nieuw voorkwamen: dat hy, nogtans, nimmer eenige gevaaren ontzien hadt, om zyn Vaderland dienst te doen, houdende hy zig, tegen alle gerugten en onvoorziene toevallen, gewapend met den troost van een opregt geweeten: maar dat hy nu de zaak van 't Bestand, in zig zelve onaangenaam, nog zag verzwaaren, met den haat tegen zynen Persoon: waarom hy verzogt, dat de Staaten eenen anderen dienaar, min gehaat, in zyne plaatse wilde aanstellen, om 's Lands oorber te behertigen.’ Dit gezeid hebbende, stondt hy op, en vertrok. Men raad pleegde, kortelyk, op zyn voorstel, en besloot, terstond, vier of vyf Persoonen te magtigen, om hem te verzoeken, dat hy den Staat, dien hy, tot hiertoe, zo lang en getrouwelyk, hadt gediend met zynen raad; toch, in deeze bezwaarlyke tydsomstandigheden,Ga naar margenoot+ niet verlaaten wilde, 't Geschiedde. De Advokaat liet zig beweegenGa naar voetnoot(s), en aanvaardde zyn gewoonlyk ampt wederom, tot genoegen van de gantsche Vergadering, immers, zonder dat zulken, die hem tegen waren, zig openlyk verklaaren durfdenGa naar voetnoot(t). |
|