Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIX.
| |
[pagina 396]
| |
gearbeid, om het, als de aanstaande oorzaak van uwen ondergang, te doen verwerpen. En om het nog haatelyker af te maalen, heeft men 'er bygevoegd, dat het, door de listen en konstenaaryen uwer vyanden, ontworpen was: 't welk zo veel is, als ons, die het eerst voorgesteld hebben, verdagt te maaken van eenig wangedrag, of, om ons zagter te handelen, te doen gelooven, dat wy niet omzigtig en opmerkzaam genoeg geweest waren, om te voorkomen, dat men ons verkloekte. ‘Wy laaten, nogtans, niet na, het beste te gevoelen van derzulker yver voor 't gemeene welzyn. 't Gebeurt zeer dikwils, dat eerlyke en wyze luiden, schoon zy allen een en het zelfde oogmerk hebben, verschillen, in gevoelens en overleggingen van gewigt. Maar wy bidden hun, het zelfde van ons te willen vertrouwen, en dat wy, in het voorstellen van dit Bestand, voorgehad hebben, uwen Staat dienst te doen en te bevoordeelen; niet uwen vyanden te behaagen. Ook is 't waar dat de gezanten der Aartshertogen ons, deswege, zwaare klagten gedaan, en in de byeenkomsten, met hen gehouden, dikwils, verklaard hebben, dat zy nimmer een Bestand sluiten zouden, op de voorwaarden, in ons geschrift vervat, welken zy zeiden, hun te nadeelig te zyn; dat ook de Aartshertogen dit zelfde den twee Koningen, in Frankryk en in Engeland, | |
[pagina 397]
| |
door hunne gezanten hebben doen betuigen; hebbende niets zo veel toegebragt, om de Aartshertogen over te haalen, tot het aanneemen en goedkeuren van ons geschrift, dan dat zy gewaar geworden zyn, dat deeze Vorsten meer begeerte toonden, om 'er iets by te voegen, in uw voordeel; dan dat zy 'er iets van zouden hebben willen aftrekken. De Aartshertogen staan dan nu toe, dat men, in 't eerste punt, welk uwe vryheid betreft, zo veel verklaare, als in de eerste wapenschorsing en in dit geschrift begreepen is: maar zy willen 'er niets meer byvoegen, onaangezien wy, om ook den naauwstgezetten in uwen Staat te vergenoegen, hun zulks, by aanhouding, verzogt en gebeden hebben. Zy hebben ons geantwoord, dat zy niet verder verpligt waren; dat dit ook alles was, wat zy, met veele moeite en na herhaalde weigeringen, hadden konnen verkrygen van den Koning van Spanje: wiens Raaden meer neigden, om deeze handeling af te breeken, dan om de hand te leenen, tot het sluiten van een verdrag, op de voorwaarden, welken gy begeerd hadt. Ook komt het ons voor, dat uwe vryheid, niet slegts geduurende het Bestand, maar zelfs voor altoos, genoegzaam verzekerd is, door het gene zy u toestaan; zynde het buiten voorbeeld, dat, in diergelyke veranderingen, die, door de wa- | |
[pagina 398]
| |
penen, geschieden, de Oppervorsten, na dat zy ontbloot waren van hunne heerschappy, gedwongen zyn geworden om, door eene openbaare verklaaring, eenen schandelyken afstand te doen van hun regt tot dezelve, ten ware zy, by ongeluk, hunnen vyanden in handen gevallen waren. Maar de Vorsten, die u de vryheid toestaan, leggen niet, overwonnen, aan uwe voeten; noch worden, door geweld en door den uitersten nood, gedrongen, om in uwe begeerte te bewilligen. De Zwitsers genieten, nog tegenwoordig, hunne vryheid, uit kragte van een bloot bestand, zonder immer zulk eene verklaaring, als men u aanbiedt, verkreegen te hebben: en in de veranderingen, ten tyde onzer ouderen, in Deenemarke en in Zweeden, voorgevallen, zynde Koning Christiaan, by openbaar besluit, beroofd van zyne Staaten; vergenoegden de Vorsten, die in zyne plaats gesteld werden, zig wel met dit besluit zonder hem, schoon hy hun, naderhand, als krygsgevangen, in handen gevallen was, te noodzaaken, om hun zyn regt af te staan. Zy oordeelden, naamlyk, dat zy hun regt tot de heerschappy beter zouden konnen verzekeren, door het genot derzelve, door een goed gedrag, en door het zorgvuldig behouden der vriendschap van magtige Vorsten dan door eenig ander middel. En zy hebben zig, inderdaad, in 't nieuwlings verkree- | |
[pagina 399]
| |
gen gebied, gehandhaafd. De verjaagen beroofde Koning heeft zig, nimmer, in zyne verlooren' Ryken, konnen herstellen, onaangezien hy een Zwager was van Keizer Karel den V, toenmaals den magtigsten Vorst van 't Christenryk. En om de waarheid te zeggen, gy doet uwer vryheid zeer veel te kort, metze, zo dikwils, in twyfel te trekken, en het regt tot dezelve, door zo veel zorg en twistens, te zoeken by uwe vyanden: even of gy het openbaar besluit, volgens welk, gyze, reeds zo lang, genooten hebt, en welk, door het geluk uwer wapenen, bevestigd is, niet voldoende en wettig hieldt, zo 'er niet bygevoegd werdt, 't gene gy van hun meent te verwerven: 't welk, nogtans, even nutteloos zal zyn, zo dezelfde wapenen, door welken gy deeze vryheid verkreegen hebt, en zo het goed gedrag welk gy, in 't gevolg, houden zult, u dezelve niet verzekeren. Wy konnen ook niet gelooven, dat men thans op deeze zwaarigheid staan blyft, om dat men de uitdrukkelyke verklaaring, die nu gevorderd wordt van de Vorsten, met welken gy handelt, voor noodzaakelyk aanziet: maar om dat men wel weet, dat zy u zal geweigerd worden, wil men zig van deeze weigering, als van een glimpig voorwendsel, bedienen, om 't Bestand te doen verwerpen, tot groot genoegen van hun, die | |
[pagina 400]
| |
dit liefst zagen; maar tot verdriet van veele anderen in uwen Staat, en van ons zelven, die 't Bestand voor zo voordeelig houden, als anderen toonen bedugt te zyn, dat het u mogt benadeelen. De redenen van ons gevoelen hebben wy, in geschrifte, gesteld, en, te gelyk, geantwoord, op de tegenwerpingen, verspreid in eenige schriften, die gang hebben onder 't volk: op dat gyze, met meer gemak en naar vereisch van 't gewigt der zaake, zoudt konnen naarzien en onderzoeken. Na 't punt der vryheid, welk het eerste is van ons ontwerp, volgt dat van den handel op de Indien: welk ook toegestaan is. Maar de Aartshertogen begeeren, dat men den Koning van Spanje drie maanden tyds geeve, om te kiezen of deeze handel, onder de wapenen, of, met wederzydsche bewilliging. gedreeven zal worden. Geschiedt deeze keus niet binnen den bestemden tyd; dan blyft alles zo als het tegenwoordig is, zonder dat, ter gelegenheid van eenige vyandlykheden, welken men, in de Indien, zou mogen pleegen, het tegenwoordig Bestand zal geagt, worden gebroken te zyn. In de behoudenis van 't gene elk tegenwoordig bezit, is geene grooter zwaarigheid: en wat de andere punten betreft, welken men, tot wederzydsch gemak, by 't Bestand zou konnen voegen; | |
[pagina 401]
| |
wy hebben, desaangaande, een ontwerp ontvangen van den President Richardot, zo ver zy de Aartshertogen raaken: wy hebben ook het papier gezien, begrypende uwe eischen, op de Vredehandeling: wy zullen daar uitneemen en byvoegen, 't gene, ten uwen nutte, zal geoordeeld worden dienstig te zyn: in al 't welke, wy niets vinden, welk de voltrekking van dit goede werk zou konnen verhinderen, mids men, in de eerstgemelde punten, eens blyve. Wat den tyd aanbelangt, dien 't Bestand behoort te duuren; degezanten der Aartshertogen hadden ons, voor hun vertrek, altoos, verklaard, dat zy geen bestand begeerden te maaken, dan voor zeven jaaren, ten langste: maar zy hebben ons, sedert, geschreeven, dat de Aartshertogen, op ons ernstig en aanhoudend verzoek, beslooten hadden, den tyd, tot op tien jaaren, te verlengen. Indien 't ons mogelyk geweest ware, zoudenwe 'er nog gaarne eenige jaaren hebben doen byvoegen: om dat uwe veiligheid, voomaamlyk, afhangen moet van deezen langen tyd, en van het vreedzaam genot uwer vryheid, geholpen door een goed gedrag; niet van de woorden, die gy, met zo veele zorgvuldigheid, in uw verdrag, wilt ingevoegd hebben. Wy bidden u dan, dat gy u schikt naar den raad, u gegeven, uit den naam van Vorsten, die zo veel zorg draagen | |
[pagina 402]
| |
voor uwe behoudenis; die zeer wel onderrigt zyn van den staat uwer zaaken, en die ervaarenis te over hebben, om te verstaan en te onderscheiden, wat heilzaam of schadelyk voor u zy. Zy weeten wel, dat de vrees van zulken, die oordeelen, dat dit Bestand niet van alle zwaarigheden en ongemakken vry zal konnen zyn, niet ydel is; maar zy begrypen, niet min klaar, dat de gevaarlykheden des oorlogs nog veel grooter zouden zyn: en dat men de eersten, door een goed en wys gedrag, ontwyken kan daar de tweeden onvermydelyk schynent of zo 'er eenig middel zy, om 'er zig voor te hoeden; dit middel al zo zeer afhangt van eens anders magt en goedwilligheid, als van u zelven en van uwe eigen vermogens. Wy vermaanen u, insgelyks, dat gy u niet afscheidt van elkanderen, maar dat elk, zyn gevoelen, door goede redenen, zonder drift en verbitterdheid, verdedigd hebbende, zig laate overtuigen, of zig, ten minsten, onderwerpe aan 't besluit, welk, in 't gemeen, zal worden goedgekeurd: betoonende, door zulk een voorzigtig en edelmoedig gedrag, dat gy grooter lief hebbers zyt van den gemeenen welstand, en van de vereeniging, die u, tot hiertoe, in voorspoed bewaard heeft, dan geneigd, om uwe gevoelens te doen opvolgen, wanneer zy verdeeldheid onder u te wege | |
[pagina 403]
| |
brengen, en hier door, oorzaak zyn zouden van het bederf van uwen Staat. Wy moeten u ook zeggen, wy, in 't byzonder, die, van wege den Allerchristelyksten Koning, tot u afgezon den zyn, dat wy onderrigt geworden zyn, dat sommigen, tot verkleining der agtinge, welk men verschuldigd is aan den goeden en wyzen raad, die u door zyne Mejejesteit gegeven wordt, voortgaan met het verspreiden van losse gerugten onder u, als of de komst van Don Pedro de Toledo in Frankryk en deszelfs lang verblyf aldaar 's Konings genegenheid te uwaards veranderd, en te wege gebragt hadt, dat wy zo sterk dringen, op het sluiten van een bestand. Doch dit 's eene onbeschaamde lastering van eenen Vorst, die zig, altoos, als uw waaragtige vriend gedraagen heeft, zonder naar eenig verbond van vriendschap te willen luisteren, welk aan uwe veiligheiden en behoudenis nadeelig zou konnen zyn; en die nog dien zelfden wil heeft, mids gy, van uwe zyde, in het besluit, welk gy, op den voorslag van een bestand, staat te neemen, zo veele agting toont voor zynen raad, als zyne genegenheid te uwaards, en de zorg, die hy draagt voor uwe welvaart en voorspoed waardig zyn. Gy kont u ook te binnen brengen dat de moeite, die wy tegenwoordig neemen, om uwe rust te helpen bevorde- | |
[pagina 404]
| |
ren, begonnen is, van den eersten dag af, dat wy deeze Plaats gekomen zyn; en dat wy, na dikwils herhaald te hebben, dat het gene voor u nuttigst was zyner Majesteit aangenaamst zou zyn, weining laater, daarby gevoegd hebben, dat wy, onderrigt van den staat uwer zaaken, oordeelden, dat gy geen' beter', geen' veiliger' weg in slaan kondt dan vrede, op redelyke voorwaarden, te sluiten, en zo deeze niet te verkrygen ware, dat een veeljaarig Bestand nog beter was dan de vernieuwing des oorlogs: al 't welk voorgevallen is, lang voor dat men tyding hadt van de aankomst van Don Pedro de Toledo, in Frankryk. Wy hebben, op zo veele andere wyzen, doen blyken de sterke genegenheid van zyne Majesteit, om u de vrede, of, by mangel daarvan, een bestand te bezorgen, dat men ons veeleer veroordeeld heeft, wegens onze groote drift, tot het een of het ander, dan dat men gevorderd zou hebben, dat wy 'er nog meer voor yverden. Doet dan zelven deeze lasteringen en bedriegeryen ophouden: toont, dat gy dankbaar zyt, en beter gevoelens hebt van de zuiverheid en opregtheid zyner Majesteit: anders zult gy hem, als met geweld, onttrekken de begeerte, die hy heeft, om voor uwe zaaken te zorgenGa naar voetnoot(h).’ |
|