Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 361]
| |
Vaderlandsche historie.
| |
[pagina 362]
| |
Nadere uitbieding der Aartshertogen. Jeannin ontwerpt de hoofdpunten van een Verdrag. IX. Hy doet eene wydluftige Redevoering, tot aanpryzing van het Bestand. X. Hy wederlegt den Brief van Prinse Maurits aan de de Steden, schriftelyk. Winwoods hevige twist met Prinse Maurits. XI. Tweede Brief van den Prinse. Hy doet een' keer door de Steden. Schimpschriften tegen Oldenbarneveld en Aarsens. De Advokaat legt zyn ampt neder. Herneemt het wederom. XII. De meeste Leden van Holland stemmen voor 't Bestand Henrik de IV. schryft aan Prinse Maurits, tot aanpryzing van 't Bestand. XIII. Zeeland blyft 'er tegen. Hevige twist met dit gewest. Ernstige rede van Jeannin tegen de Zeeuwen. Spencer bevestigt dezelve. XIV. Invloed deezer redenen. Jeannin spreekt met Maurits, en verzoent hem met Oldenbarneveld. De Prins verandert in 't stuk van 't Bestand. XV. Gerugt, dat Filips de III. 't Bestand verwerpt. De Wapenschorsing wordt verlengd. XVI. De Aartshertogen beweegen Filips den III. tot het Bestand. Adolf van Nassau sneuvelt. Rooveryen, omtrent de Straat. XVII. Delft en Amsterdam bewilligen de laatsten in 't Bestand. Ook Zeeland. Besluit der algemeene Staaten. XVIII. Onderhandelingen te Antwerpen. Twist over den titel van Hoogmogende Heeren, over de Indische vaart en andere punten. Dood des Hertogs van Kleeve. Het twaalfjaarig Bestand wordt getekend. XIX. Inhoud van het verdrag, deswege gemaakt. Heimelyke punten. | |
[pagina 363]
| |
XX. Frankryk en Groot-Britanje verklaaren zig voor waarborgen van 't Bestand XXI. Prins Maurits wordt schadeloos gesteld. XXII. Handeling over 't veranderen van den vorm der Regeeringe. XXIII. Tegenwoordige gedaante derzelve. Gebrek, en middel ter verbetering. De handeling blyft steeken. XXIV. Filips Willem verzoent Don Emmanuel met Maurits. Verdeeling der nalaatenschap van wylen Prinse Willem. XXV. Onderhandeling over het aandeel van elk gewest in de gemeene lasten. XXVI. Jeannin levert een Vertoog in, ten voordeele der Roomschgezinden in de Vereenigde Gewesten. XXVII. Filips de III. bekragtigt het Bestand. | |
I.
| |
[pagina 364]
| |
Wy hebben, te voorenGa naar voetnoot(a), gemeld,Ga naar margenoot+ dat Koning Henrik zynen gezanten, by hun berigtschrift, gelast hadt, tot vrede, of, kon men deeze niet verkrygen, tot oorlog, en geenszins tot bestand te raaden. Het groot oogmerk van verscheiden' Mogendheden van Europa, en vooral van den Koning van Frankryk was, tegenwoordig, de magt van Spanje, die, van Keizer Karels tyden af, elk in 't oog gesteken hadt, te verminderen: 't welk men oordeelde, best te konnen geschieden, door middel van den Nederlandschen oorlog, die, hierom, door Frankryk en Engeland, openlyk en onder de hand, van vroeg af aan, gevoed was. Doch Koning Henrik, met verscheiden' in- en uitheemsche oorlogen belemmerd, vondt, eindelyk, zyne schatkist zo ledig, dat hy verlangde, ontslaagen te worden van de kosten, welken de Nederlandsche oorlog hem veroorzaakte; zo 't op zulk eene wyze geschieden kon, dat de Vereenigde Gewesten, be verdrag, afgescheiden werden van Spanje; 't welk niet behoorlyk, dan door een volkomen verdrag van vrede, scheen te konnen gedaan worden. Hy besloot dan, terstond, zig te steeken in de Vredehandeling, die, door de Aartshertogen, geopend was, versterkende de Staaten in de gedagten, met welkenze toch reeds geheellyk ingenomen waren, van eene vrede te maaken, dan waarby hunne vryheid en onaf hangkelykheid erkend | |
[pagina 365]
| |
werdt. Hierdoor, zou, dagt hy, zyn groot oogmerk, de verkleining van Spanje, zo wel als door den oorlog, bevorderd, en hem, daarenboven, gelegenheid gegeven worden, om voordeelige verbonden te sluiten met de Staaten, en, door den tyd, veel gezags, zo niet de Opperheerschappy, te verkrygen over de Vereenigde Gewesten. By 't sluiten van een Bestand, scheen zulk eene erkentenis van's Lands vryheid van geene genoegzaame kragt te zyn, immers niet langer dan het Bestand duurde: 't welk eene van de redenen was, waarom de Koning eer tot oorlog dan tot bestand geraaden wilden hebben. Doch toen men begon te zien, dat 'er geene Vrede, op redelyk voorwaarden, te sluiten was, kreeg de zaak een ander aanzien. Henrik de IV. zou, volgens zyn voorgaande besluit, tot oorlog hebben, moeten raaden: doch hierdoor zou hy zig in de noodzaklykheid gebragt hebben, om de Staaten sterker te ondersteunen, dan tot nog toe geschied was. De Staaten hadden hem den staat van oorlog, ontworpen door Prinse Maurits en den Raad van Staate, voorgelegd, en daaruit getoond, dat hunne inkomsten, vermeerderd met 's Konings gewoonlyken onderstand, op verre na, niet konden toereiken, om den oorlog, met genoegzaame hoop op eenen goeden uitslag, te voeren. Hoewel men, hier, in 't voorbygaan,Ga naar margenoot+ aanmerken mag, dat zy, die vrede zogten, den Prins, looslyk, bewoogen | |
[pagina 366]
| |
hadden, om de kosten des krygs wat hoog te begrooten, als moest zulks dienen, om den bondgenooten meerder onderstand af te dringen: en dat hy, toen 'er uit volgde, dat men sterker riedt tot vrede of tot bestand, door het verminderen van den staat des oorlogs, de konstenaary van Oldenbarneveld en de zynen, te laat, hadt zoeken te vermydenGa naar voetnoot(b). Henrik de IV. zou egter, naar 't schynt, beslooten hebben, om de Staaten, met twee millioenen guildens 's jaars, by te staan, zo Jakob de I., daarby, een millioen hadt willen voegenGa naar voetnoot(c). Doch alzo deeze zig met geene kosten belasten wilde, en Henrik geenen zin hadt, omze alleen op zig te neemen, was de oorlog onuitvoerlyk, en scheen 'er, zo de vrede niet te schieten, dan een bestandGa naar voetnoot(d): waartoe men, reeds in 't begin der handeling, wist, datde Spaanschen neigdenGa naar voetnoot(e). |
|