Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXV.
| |
[pagina 358]
| |
ten opzigte van den Godsdienst, begeerde: 't welk, zo 't eerder gebeurd ware, de handeling, voor lang, zou hebben doen afbreeken, alzo de Staaten begreepen, dat vryheid van Godsdienstoefening te geeven aan de Roomschgezinden, den Staat ondermynen en in 't uiterste gevaar storten zou. De Engelsche en Duitsche gezanten waren in 't zelfde gevoelenGa naar voetnoot(u). Jeannin zelf keurde af, dat men deeze vryheid, by verdrag met den vyand, zou afstaan, en hierdoor eene groote menigte van ingezetenen verpligten aan den Spanjaard. Hy sprak nog eens met Richardot, dien hy zogt te beweegen, om 't punt van den Godsdienst zo sterk niet te dryven; alzo 't, zeide hy, onredelyk was, dat men den Staaten hierin de wet wilde stellen. Hy gaf hem hoop, dat men, na 't sluiten van 't verdrag, veelligt, by wyze van verzoek, iets meer zou konnen verwerven. Doch Richardot gaf te verstaan, dat zy niet veranderen zouden. En als Jeannin hernam, dat de oorlog dan onvermydelyk was, antwoordde hy, zulks niet te konnen gelooven. Daarna, sprak Jeannin met de Staatsche Gemagtigden, welken hy zogt over te haalen om, ter bede des Konings van Frankryk, eenige vryheid aan de Roomschen te gunnen. Doch zy verklaarden, dat zulks, voor als nog, onmogelyk geschieden kon, zonder beroerte te verwerkken in den Staat | |
[pagina 359]
| |
Ga naar voetnootv. De Gemagtigden, daarna, verslag van alles gedaan hebbende ter algemeene Staatsvergaderinge,Ga naar margenoot+ vonden de Leden zo verbitterd tegen de Spanjaards, dat eenigen, openlyk, zeiden, dat zy hen hadden zoekken te misleiden; dat men, terstond, alle handeling afbreeken, de wapenen opvatten, en den kryg sterker voortzetten moest, dan immer te voorenGa naar voetnoot(w). Tot het afbreeken der handelinge, werdt, eenpaariglyk, beslooten. Men stelde eene verklaaring op, gedagtekend den vyfentwintigsten van Oogstmaand ‘waarin vertoond werdt, dat de Staaten, door menige ondervinding geleerd, met regt, gevreesd hadden, in Vredehandeling te komen met de Spanjaards; dat zy, nogtans, eerst daartoe aangezogt zynde, hunne meening, terstond, klaarlyk hadden voorgedraagen; dat de vyand, daarentegen, veelerlei laagen en konstenaaryen in 't werk gesteld hadt, om het regt en den klem der vryheid, hun zo dikwils toegestaan, door punt op punt, te besnoeijen en in te trekken.’ Voorts, verhaaldenze, in 't breede, hoe zig de gantsche handeling, van 't begin tot aan 't einde, toegedraagen hadt: waarby zy, eindelyk, eene verklaaring voegden, dat de handeling, van nu aan, afgebroken was. Men leverde den Spaanschen gezanten een | |
[pagina 360]
| |
Afschrift van deeze verklaaring. Zy begeerden eenigen tyd, om 'er zig op te beraadenGa naar voetnoot(x): en nu was men, naar veeler gedagten, op 't punt, om den kryg, feller dan te vooren, ontsteken te zien, toen de Fransche en Engelsche gezanten een Bestand voorsloegen, waarvan wy 't gevolg, in 't naaste Boek, staan te verhaalen. |
|