Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVI.
| |
[pagina 332]
| |
gelegen, alleenlyk belang hadden by de vaart op de Indien, daar de onheilen des oorlogs alle gewesten, zonder onderscheid, troffen. Dat, wanneer de vaart op Spanje, die kort en veilig was, de zeeluiden eens zou hebben aangelokt; de verre zeetogten, die zo veele ongemakken en ziekten onderworpen waren, toch van zelven zouden ophoudenGa naar voetnoot(o).’ Sommigen voegden hierby ‘dat de meeste voordeelen der Oostindische Maatschappye gekomen waren, uit den buit, op den vyand behaald, en, met de vrede, verdwynen zouden: waaruit vermindering en verval des Indischen handels te wagten was; vooral, als de Spanjaards en Portugeezen, in koopen en verkoopen, den onzen de markt in de Indien bediervenGa naar voetnoot(p).’ Doch deeze redenen woogen weinig by de meesten. Prins Maurits en Oldenbarneveld yverden beide voor de behoudenis des Indischen handels. De Prins, om dat hy verwagtte, dat de onderhandeling hierop afgebroken, en de oorlog hervat zou worden; en de Advokaat, om dat hy zig verbeeldde, dat de vyand, liever dan hiertoe te komen, de vaart vry stellen zouGa naar voetnoot(q). |
|