Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXII.
| |
[pagina 315]
| |
magt, op welken zy, thans, zeer gesteld waren. En de mogelykheid, dat deeze vryheid niet stondt erkend te worden, by het verdrag, waarover thans met de Aartshertogen gehandeld werdt, was, veelligt, eene der voornaamste redenen, waarom de Engelschen zwaarigheid maakten, om een drievoudig Verbond van onderlinge bescherming te sluiten. Immers deeze zelfde reden deedt de Franschen, nog eenigen tyd, aarzelen. Doch Prins Maurits en Oldenbarneveld, schoon met verschillende inzigten, verzekerden Jeannin zo sterk, dat men nimmer een verdrag met den vyand maaken zou, dan waarin 's Lands vryheid, en by gevolg de wettigheid van het voorgeslaagen verbond erkend werdt, dat hy, zonder naar Koning Jakob te wagten, besloot te arbeiden aan een afzonderlyk verbond tusschen Frankryk en de StaatenGa naar voetnoot(n). Hy handelde 'er over met Oldenbarneveld, wien dit werk byna geheellyk toevertrouwd werdtGa naar voetnoot(o). 't Verbond werdt getekend, opGa naar margenoot+ den drie-entwintigsten van Louwmaand des jaars 1608, en behelsde ‘dat Koning Henrik beloofde, te zullen arbeiden, om den Staaten eene goede, verzekerde vrede te bezorgen: waarna hy hun, tegen de schenders derzelve, die, des vermaand, het ongelyk weigerden te herstellen, met tienduizend voetknegten, op zyne kosten, voor zo langen tyd als zy dezelven zou | |
[pagina 316]
| |
den noodig hebben, ondersteunen zou: welke onderstand, in geval van nood, zelfs zou vermeerderd worden. Zo de Koning, daarentegen, vyandlyk aangetast wierdt; zouden de Staaten hem, op gelyke voorwaarden, met vyfduizend voetknegten, of ander oorlogsvolk, of met Oorlogsschepen ten zelfden kaste, moeten bystaan. Doch 't gene men elkanderen, boven den bepaalden onderstand, toeschikte, zou men elkanderen, over en weder na 't eindigen van den oorlog, moeten goeddoen. Geen van beide, onderstand genooten hebbende, zou met den vyand mogen handelen, buiten bewilliging van zynen bondgenoot. Het tegenwoordig Verdrag zou eerst plaats hebben na de vrede. In 't stuk van den koophandel, zouden de Nederlanders, in Erankryk, en de Franschen, in de Vereenigde Gewesten, gehandeld worden, op gelyken voet als de IngezetenenGa naar voetnoot(p).’ 't Verbond, waarvan wy spreeken, werdt, door de byzondere gewesten, en daarna door den Koning, bekragtigdGa naar margenoot+Ga naar voetnoot(q). Men deelde het, terstond, allen uitheemschen gezanten mede, en het verwekte zulk eene vreugde, en zulk eene agting voor Frankryk, in de Vereenigde Gewesten, dat 'er de andere uitheemsche gezanten, inzonderheid de Engelschen, | |
[pagina 317]
| |
argwaan uit schepten. Met deezen, hadt men ook gaarne een verbond geslooten; doch zy veschooven 't, gelyk wy gezeid hebben, willende, vooraf, over de agterstallen, afgerekend, en het geschil over den Lakenhandel, die hier, door eene Maatschappye van Koopluiden-Avanturiers, gedreeven werdt, vereffend hebben. Sommigen verhaalen, dat dit geschil heviger betwist werdt, om dat Amsterdam en andere Hollandsche Steden nog arbeidden, om Middelburg in Zeeland den stapel der Engelsche Lakenen geheel of ten deele te onttrekkenGa naar voetnoot(r). Doch 't schynt, in Lentemaand, bygelegd te zyn; alzo de algemeene Staaten den Koopluiden-Avanturiers toen verlof gaven, om zig neder te slaan waar zy wildenGa naar voetnoot(s). Anderen gewaagen van nog een ander geschil over den Lakenhandel: waarvan wy ook een woord moeten melden. Tot hiertoe, waren de EngelschenGa naar margenoot+ gewoon geweest, hunne Lakens wit herwaards te zenden: waarnaze, hier bereid en geverwd zynde, naar Engeland te rug gezonden, en, aldaar verkogt werden. Doch, omtrent deezen tyd, hadt iemant verlof bekomen van den Koning, om alleen Lakens in Engeland te mogen bereiden en verwen. Hierop was een verbod van uitvoer van witte en onbereide Lakens gevolgd. De bereiders en verwers, hier te Lande, leeden zo veel by dit verbod, dat de Staaten | |
[pagina 318]
| |
geraaden vonden, den invoer der Engelsche geverwde Lakens, insgelyks, te verbieden. Deezen, die nu alleen in 't Ryk gesleeten konden worden, hadden, hierom, kleenen astrek. De weevers vielen aan 't klaagen, en bragten te wege, dat de Koning den uitvoer van een bepaald getal van witte Lakens wederom toeliet. De Koopluiden namen toen, welhaast, grooter vryheid dan hun, met duidelyke woorden, vergund was 't Hof zag het door de vingeren, en 't leedt niet lang, of de Lakenhandel werdt wederom op den ouden voet gedreevenGa naar voetnoot(t). In Bloeimaand des volgenden jaars, verboodt Koning Jakob allen vreemdelingen de visschery, op de kusten van Groot-Britanje. De Haringvaart der Hollanderen en Zeeuwen zou hierby veel geleeden hebhen, waarom men, eerlang, overeen kwam, om den Koning zekere somme voor de vrye visschery te betaalen. Jakob de I. zogt, naderhand, deezen vrydom, wederom, in te trekken: doch de Staaten beschermden zig in 't bezit van denzelven; doende de Haringvloot, door eenige Oorlogsschepen, begeleidenGa naar voetnoot(u). Ga naar margenoot+ De Duitsche gezanten, die in den Haage waren, by welken onlangs een gemagtigde van Hessen en Anhalt gekomen was, verklaarden, kort na het treffen van 't verbond met Frankryk ‘dat hunne Vorsten ook gaarne een verbond van onder- | |
[pagina 319]
| |
linge hulpe zouden willen sluiten met de Staaten, schoonze, desaangaande, nog geenen zekeren last ontvangen hadden; doch dat zy, midlerwyl, den Staaten deeden aanbeveelen, in geval de vrede getroffen werdt, zorg te draagen, dat het Huis van Nassau buiten schade bleeve; dat de Spanjaard verpligt werdt, het nadeel te vergoeden, welk Mendoza, op den Duitschen bodem, veroorzaakt hadt; dat niemant, onder 't gebied der Staaten, vrye oefening van den Roomschen Godsdienst gegund wierdt; dat, uit het afdanken der soldaaten, welk men voorzag, geen nadeel ontstondt voor de nabuuren, en dat de belastingen op de inen uitgaande goederen, na deezen, werden afgeschaftGa naar voetnoot(v):’ punten, die zeer naar den zin moesten zyn van hun, die den oorlog zogten; doch die, door de Staaten, alleenlyk werden aangenomen, om 'er, naar tyds gelegenheid, op te letten. |
|