Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIX.
| |
[pagina 261]
| |
laar en waarborg zou zyn. Hy vertoonde hun zelfs eenige glimpige voorwaarden, hem toegezonden uit SpanjeGa naar voetnoot(b) Doch alzo deezen, waarschynlyk, aanliepen, tegen de vryheid en onafhangkelykheid van den Staat, die men, zo men zig ooit verdroeg met den vyand, vooruit bedingen wilde, vondeze geheel geenen ingang. Ook hieldt men, hier te Lande, Koning Jakob zo zeer ingenomen met de uitgestrektheid van het Koningklyk gezag, dat men zig weinig goeds van zyne bemiddeling belooven kon. Men wist, dat hy den Staaten, om hunnen opstand tegen den Koning van Spanje, den naam van weêspannelingen plagt te geevenGa naar voetnoot(c): waaruit alleen genoeg kon afgenomen worden, welke voorwaarden hy voor hun zou zoeken te bedingen, en hoe dezelven stonden gehouden te worden. Henrik de IV. kreeg de lugt haast van 't gene Koning Jakob in den zin hadt: en oordeelde 't van zyn belang, deeze handeling te stuiten. François Aarsens, der Staaten Gezant aan 't Hof van Frankryk, in Sprokkelmaand des jaars 1606, eenen keer zullende doen naar den Haage, kreeg last mede van Koning Henrik, om hem, het antwoord zyner meesteren te rug te brengen, op deeze drie vraagen ‘I. of zy zig zelven, met de hulp hunner nabuuren, konden handhaaven, in den staat, waarin zy | |
[pagina 262]
| |
toen waren? 2. welke geneigdheid zy hadden tot vrede, welke middelen omze te bekomen; en of zy, tot verkryging en verzekering derzelve, de tusschenkomst des Konings behoefden? 3. welke voordeelen zy den Koning dagten toe te voegen, in geval hy den oorlog aan Spanje verklaarde? en of zy, zig werpende in de armen van zyne Majesteit, de vrye oefening van de Katholyken Godsdienst zouden willen gedoogen?’ Uit deeze vraagen, blykt niet donkerlyk, dat Henrik, zo wel als Jakob, of naar de heerschappy der Vereenigde Gewesten stondt, of ten minste naar meerder gezag over dezelven: 't welk ook niet vreemd schynen moet, als men aanmerkt, dat deeze heerschappy, te vooren, beide aan Frankryk en aan Engeland aangebooden was, en dat Koningen, de Vereenigde Gewesten, van tyd tot tyd, ziende toeneemen in vermogen, nu meer reden hadden dan eertyds, om dezelve te begeeren. Maar Aarsens, in Frankryk te rug gekeerd, bragt, op 's Konings vraagen, geen ander bescheid, dan ‘dat hy 'er, noch met de Staaten, noch met de voornaamste Leden der Regeeringe, over hadt durven handelen: en te minder, om dat, van wege den Koning van Groot-Britanje, voordeeliger aanbiedingen gedaan werden.’ Den veldtogt des jaars 1606 ongelukkiglyk geëindigd zynde voor de | |
[pagina 263]
| |
Staaten, hieldenze by Koning Henrik aan, om eenen onderstand van drie millioenen in 't jaar, in de plaats van een millioen, welk hy hun, tot hiertoe, hadt bygezet. De Koning gaf te verstaan, dat men, meer onderstand begeerend, hem ook, in andere opzigten, behoorde te vergenoegen. Ondertusschen kreeg hy, vanveracheiden' kanten, berigt, dat de Staaten, zonder hem te kennen, met de Aartshertogen hadden begonnen te handelen. Aarsens toonde zig, hierover, ten hoogsten verwonderd, boodt aan, op nieuws, een' keer naar den Haage te willen doen, en ten minste te wege te brengen, dat men geen Verdrag sloote met den vyand, buiten bewilliging des Konings van Frankryk. Ook sloeg hy voor, nu, de vraagen te willen doen, welken hy, de laatste reize, verzweegen hadt: waarin de Koning bewilligde. Aarsens kwarn dan, in Louwmaand deezes jaars, in den Haage. Kort hierna, ondersteunde de Koning de Staaten, met zeshonderdduizend guldens, verwagtende, gelyk hy, naderhand, verklaarde, dat men geen Verdrag maaken zou met de Aartshertogen, zonder hem te kennen. Hierop volgde de wapenschorsing voor agt maanden, die geslooten werdt, eer Aarsens wederom naar Frankryk keerde. De Staaten hadden 'er den Koning eerst na het sluiten kennis van gegeven: 't welk eene der oorzaaken was van zyn misnoegen tegen hen. Doch hierby was eene tweede gekomen. | |
[pagina 264]
| |
Terstond na Aarsens komst in Holland, verspreidde zig een gerugt, dat Henrik de Regeering der Vereenigde Gewesten dagt te veranderen, en, door het inhouden van den gewoonlyken onderstand, de Staaten te dwingen, om hem de Heerschappy af te staan. De Engelsche Agent in den Haage beschuldigde, kort hierop, den Onder Bevelhebber van Vlissingen ‘dat hy het besluit dier Stad en van gantsch Zeeland, om de heerschappy den Koning van Frankryk op te draagen, niet verhinderd hadtGa naar voetnoot(d)’ Zo ver liep de argwaan der Engelschen vooruit. Aan 't Spaansche Hof vondt die gerugt zelfs ingang, en Pater Neyen heeft, naderhand, getuigd dat het veel toegebragt heeft, om de Aartshertogen niet slegts, maar ook den Koning van Spanje sterker te doen neigen tot de VredehandelingGa naar voetnoot(e) De Koning van Frankryk hieldt zig, ondertusschen, zeer beledigd door dit gerugt, 't welk hy meende door Aarsens verspreid te zynGa naar voetnoot(f): schoon deeze beweerde, dat hy de gemelde drie vraagen, die gelegenheid got dit gerugt gegeven hadden, niet, van 's Konings wege, maar, als uit zig zelven, en slegts aan eenige byzondere Persoonen gedaan hadtGa naar voetnoot(g) Nogtans vind ik, dat men, in Sprokkelmaand, ter Vergaderinge van, Holland, ge- | |
[pagina 265]
| |
raadpleegd heeft, op eenen zeer gewigtigen voorslag van Aarsens: waarover men niet dan tot meesten dienst der Landen en tot best genoegen des Konings begeerde te besluiten.Ga naar voetnoot(h). |
|