Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 252]
| |
eene tweede Vloot naar Spanje te zenden. Jakob van Heemskerk, de zelfde, die den gevaarlyksten togt naar Nova Zembla gedaan, en sedert, gelukkiglyk, in de Indien, geoorloogd hadt, hadt het opperbevel over de Vloote, die, zesentwintig schepen van oorloge en vier voorraadschepen sterk zynde, in Lentemaand, uit Texel, in zee geloopen was. Voor zyn vertrek, hadt hy verzekerd, dat het Vaderland hem dood of leevend bedanken zou, en geene andere foldy begeerd, dan dertien ten honderd van den buit, dien hy, boven de vyfhonderdduizend guldens, zou veroveren. En zeker hy werdt van niemant voor geldgierig, van elk, veeleer,voor roemzugtig gehouden, schoon hy, in gewaad en houding,Ga naar margenoot+ niets verwaands vertoonde. Hy hadt onbepaalden last van de Staaten, om te doen 't gene hy, ten meesten dienste van de Landen, zou geraaden vinden. Voortgezeild tot op de kusten van Spanje, hadt hy reeds beslooten, de Taag in te loopen, en de Indischeschepen, die voor Lisbon lagen, aan te tasten. Doch uit eenige kondschappers, in schyn van koopluiden, afgezonden, en uit Fransche en Engelscheschepen, die hem ontmoet waren, verstaan hebbende, dat de meeste schepen, van voor Lisbon, onder zeil gegaan waren, en dat 'er eene fschoone Vloot Spaansche Oorlogschepen lag in de Baaye van Gibraltar, wagtende op de Nederlandsche Koopvaardyschepen, die uit de Middellandsche zee, door | |
[pagina 253]
| |
't naauw van de Straat naar den Oceaan zouden willen, verandert hy van gedagten, en wendt den steven derwaards, zeilende, naar hem de wind diende, nu nader aan de Afrikaansche, dan digter onder de Spaansche kusten. In de Baay van Gibraltar, lagen thans negen Spaansche Gallioenen en twaalf andere Oorlogsschepen ten anker, onder Don Juan Alvarez d' Avila. De Vloot was rykelyk voorzien van geschut, en van bootsvolk en zeesoldaaten. Ook hadden zig, op de eerste tyding, dat de Staatsche schepen, omtrent Kadix en S. Lukar, gezien waren, veele edelen en vrywilligen begeven naar de Vloote, om hunne trouw jegens den Koning te doen blyken. De Admiraal hadt zevenhonderd soldaaten op; de Onder - Admiraal omtrent vyfhonderd. Heemskerk nu, met den ogtend van denGa naar margenoot+ vyfentwintigsten van Grasmaand, de Straat zynde ingeloopen, en Krygsraad belegd hebbende, werdt, eenpaariglyk, beslooten, dat hy en Lambert Henrikszoon, anders Mooy Lambert, Agter - Admiraal of Schout by Nagt van de Maaze den Spaanschen Admiraal zouden aantasten; dat Laurens Jakobszoon Alteras, Onder - Admiraal van Zeeland, en Hopman Bras van Hoorn den vyandlyken Onder-Admiraal bevegten zouden, en dat de overige schepen op de verdere vyandlyke Gallioenen zouden aanzetten, twee tegen een. De Admiraal elk hierop tot zynen pligt vermaand hebbende, werdt 'er een dronk gedaan, en de eed | |
[pagina *8]
| |
JACOB VAN HEEMSKERK.
Admiraal. Is. Tirion excudit. 1753 | |
[pagina 254]
| |
van getrouwheid vernieuwd, waarna de Bevelhebbers, ieder naar zyn boord, terug keerden. D' Avila schepen, zo veel kleiner dan de zynen, op hem ziende afkomen, vraagde eenen gevangen, dien hy aan zyn boord hadt, wat hy dagt, dat men voorhebben mogt, en begon hertelyk te lagchen, toen men hem antwoordde, dat hy verwagten moest, dat men hem, terstond, slag zou leveren, zyn eenig Admiraals schip sterker schattende, dan de gantsche Staatsche Vloot. Doch als hy, kort hierna, zag, dat deeze hem, meer en meer, naderde, kapte hy 't anker, en liep digt onder de Stad, van zins, den anderen schepen 't spits teGa naar margenoot+ laaten af byten. Maar Heemskerk, blyvende by zyn opzet, zeilt de meeste vyandlyke Gallioenen voorby, en regt aan op d' Avila. Hy hadt, vooraf, al den buit beloofd aan hem, die den Admiraal overweldigde, en eene vereering voor 't afhaalen der vyandlyke vlagge. Doch, om door de schielykheid meer schriks te baaren, wilde hy niet geschooten hebben, voordat men den vyand digt genaderd was. Hieruit ontstondt, dat d' Avila, nu ziende, dat het hem gelden zou, eerst vuur gaf; doch zonder veel schade te doen. Toen lost Heemskerk de boegstukken, draait den Admiraal op zyde, werpt het anker, en klampt hem, zonder uitstel, aan boord. Hy stondt nu midden op zyn schip, toen d' Avila hemGa naar margenoot+ de tweede laag gaf. En een kogel, een' ander', omtrent hem, gedood hebbende, | |
[pagina 255]
| |
neemt hem 't linker been weg, en kort daarop het leeven. In zyn uiterste, vermaande hy de zynen nog, om 't begonnen werk, wakkerlyk, te volvoeren, en in 's vyands nederlaage den troost te zoeken over 't verlies van hunnen Admiraal. HopmanGa naar margenoot+ Pieter Willemszoon Verhoef van Amsterdam, die op 't Admiraals schip geboodt, hieldt zynen dood verborgen, en vervolgde 't gevegt; dat, na 't lossen der stukken op de regter zyde, met musketten, zynen gang ging. Mooi Lambert, die Heemskerk kort gevolgd was, geeft den vyand de laag van agteren, en klampt hem toen, op de andere zyde, aan boord. De andere schepen mengden zig ook in den stryd, naar 't geval zig opdeedt, en niet naar de gegeven' orde. Want, terwyl Alteras draalde, met het aantasten van den Spaanschen Onder-Admiraal, werdt deeze, door drie andere schepen, bevogten: waarby zig, eerlang, nog een vierde voegde. De Onder-Admiraal raakte, eindelyk, ligter laage in brand, waarop de onzen van hem afhielden, en de vlam bluschten, die reeds, tot in hunne eigen' zeilen, overgeslaagen was. 't Vyandlyk schip, verlaaten van de Spanjaards, die zig, met zwemmen, zogten te bergen, brandde af, tot op het water. Een ander Gallioen, waaruit, Hopman Henrik Janszoon of Lange Henrik, van Amsterdam, kort te vooren, gedood was, onderging het zelfde lot. Nog een ander Gallioen, te bersten geschooten, ging te | |
[pagina 256]
| |
gronde. Doch eenige schepen, zo Spaanschen als Staatschen, elkanderen niet durvende aan boord klampen, hielden schutgevegt van verre, met gelyke schade byna, van wederzyde. Midlerwyl, werdt ook uit de Stad en 't Kasteel van Gibraltar gevuurd op de onzen. De dikke nevels van rook, verwekt door 't schieten, hadden nu den nademiddag in eenen nagt veranderd, toen een der grootste Spaansche schepen, door zyn eigen buskruid, opgesprongen, de Stad en 't strand zo ysselyk deedt dreunen, en de naaste schepen in zo groot een gevaar bragt, dat de Spanjaards, verbysterd door ontsteltenis, schielyk de ankers kapten, en tegen 't strand aanliepen.Ga naar margenoot+'t Admiraals schip alleen, want d' Avila zelf was kort na Heemskerk gesneuveld, hieldt het gevegt nog gaande, tegen twee, en daarna tegen drie schepen. Maar toen 'er, eindelyk, de vlag afgehaald was, ontzonk den vyanden de moed. De onzen, in grooten getale, overgesprongen zynde, ging 't 'er eer op een moorden, dan op een vegten. Eene groote menigte van Spanjaarden, in zee gesprongen, werdt doorschooten of doorsteken. De gevangenen, op 't Admiraals schip gevonden, bekwamen hunne vryheid en verhaalden, dat twee soldaaten, de een na den ander', gezonden, om hun, geduurende 't gevegt, het leeven te beneemen, door twee kogels, geveld waren, en dat, daarna, hunne ketens, door eenen derden schoot, wa- | |
[pagina 257]
| |
ren los gefprongen. 't Gevegt was nu geeindigd, met den nagt na den vyfentwintigsten van Grasmaand. Doch den volgenden morgen bevondt men, dat het Admiraals schip, welk men, na de verovering, verzuimd hadt te bewaaren, met eenige Spanjaards, die zig op het zelve versteken hadden, naar den wal gedreeven was, alwaar het, door die van de Stad, in den brand gesteken werdt. De Staatsche Vloot bleef, twee geheele dagen, op de plaatse des gevegts, vervullende de gantsche kust en Kadix zelf met de vrees voor eene landing. Zy haalde nogtans meer roem dan voordeel uit deeze zege, en zeilde, eerlang, naar Tetuan, op de kust van Barbarye, om zig te herstellen. De Bevelhebber der Stad, een vyand der Spanjaarden, zogt de Staatschen te beweegen, om Ceuta, gelegen op de zelfde kust, en in de magt van Spanje, aan te tasten. Doch zy, heeter op buit dan op oorloogen, weezen deezen voorslag van de hand. Zy hadden honderd man voor Gibraltar verlooren, en hunne schepen en zieken zo dra niet hersteld, of zy verlieten Tetuan, en verdeelden zig derwyze, dat de meeste schepen, langs de Portugeesche kusten, kruissen zouden: anderen zouden naar de Vlaamsche, andere naar de Kanarische Eilanden loopen, en wederom anderen zig omtrent Kabo Verde ophouden. Twee Voorraadschepen keerden naar 't Vaderland, met de gekwetsten, die omtrent zestig in getal waren, en met | |
[pagina 258]
| |
het lyk des Admiraals, welk, den agtsten van Zomermaand, op 's Lands kosten, 't welk niemant, voor hem, te beurt gevallen was, begraaven werdt, te Amsterdam, in de oude Kerke, alwaar ook, eerlang, een' deftige Grafstede, ter zyner eere, opgeregt werdtGa naar voetnoot(w). |
|