Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 246]
| |
Brussel herwaards vertrokken, Pater Jan Neyen, Overste der Minderbroedern van zyn gewest. Zyn Vader, Maarten Neyen, was van Zeeuwsche askormt geweefst, en hadt, weleer, de zyde des Prinsen van Oranje gevolgd: gelyk ons, uit het voorig gedeelte deezer geschiedenisseGa naar voetnoot(q) gebleeken is. De Zoon was wel ter taale, niet onbedreeven in Staatszaaken, en, in Spanje en te Brussel, nu en dan, in gewigtige gelegenheden gebruikt. Men hieldt deezen man bekwaamer dan Wittenhorst, om den handel te vervolgen; waartoe hy, eerlang, volmagt kreeg. In 't eerst, hieldt hy zig, eenigen tyd, in stilte, te Ryswyk op, ondertastende, midlerwyl, aan welke zwaarigheden, de Vredehandeling meest stondt te haperen. Daarna, voor Prinse Maurits gebragt, verstondt hy, dat 'er geene hoop altoos was, om in handeling te treeden, zo de Aartshertogen de Vereenigde Nederlanden niet vooraf, met ronde woorden, voorGa naar margenoot+ vrye volken verklaarden. Hierop, begaf hy zig naar Brussel; doch keerde, binnen weinige dagen, te rug, en, gehoor verworven hebbende ter algemeene Staatsvergaderinge, leverde hy brieven over van de Aartshertogen, gedagtekend den dertienden van Lentemaand, en behelzende ‘dat zy, oorloogens moede, gezind waren, met de algemeene Staaten der Vereenigde Nederlanden, inGa naar margenoot* hoedanigheid en als dezelven houdende, voor vrye Landen, Pro | |
[pagina 247]
| |
vincien en Staaten, waarop zy niet enGa naar margenoot§ eischen, in onderhandeling te treeden, over eene eene eeuwige Vrede, of over een Bestand van twaalf, vyftien of twintig jaaren, ter keure van de Staaten, op redelyke, voorwaarden, en op deeze, onder anderen, dat elk zou blyven bezitten, 't gene hy tegenwoordig bezat, ten ware men, wederzyds, te raade werdt, eenige Steden of Landschappen te verwisselen. Voorts wildenze Nederlanders magtigen, tot de handeling, en verzogten, dat de Staaten een gelyk getal wilden benoemen, en plaats en tyd tot de byeenkomsten kiezen. 't Zou, eindelyk, dagtenze, tot beter bevordering der handelinge dienen, en hun niet onaangenaam zyn, zo de Staaten, van nu af, konden bewilligen, in eenen stilstand van wapenen, te water en te lande, in Spanje en hier, voor den tyd van agt maanden. Doch omtrent de voornaame handeling, behoefden zy zig niet te verklaaren, voor den eersten van HerfstmaandGa naar voetnoot(r)’ De inhoud deezer Brieven gaf geen klein genoegen aan de algemeene Staaten. Men vondt 'er eene verklaaring in, die voor eene volkornen' erkentenis van de vryheid en onafhangkelykheid der Vereenigde Gewesten genomen werdt, schoonze vervat was, in zulke bewoordingen, die niet vry waren van dubbelzinnig- | |
[pagina 248]
| |
heid. Zeker, te handelen met de Staaten,Ga naar margenoot+als dezelven houdende voor vrye volken, kon, of voor eene regelregte erkentenis van derzelver vryheid genomen worden, of slegts betekenen, dat men hen, geduurende de handeling, als vryen zou aanmerken. Niets teGa naar margenoot*eischen op de Vereenigde Gewesten was ook geene duidelyke erkentenis, dat men hiertoe geen regt hadt; maar kon uitgelegd worden van 't gene men daadelyk deedt, zonder dat het bepaalde, wat men, t'eenigen tyde, zou konnen en mogen doen, Doch de Staaten schynen ongeraaden gevonden te hebben, over de uitdrukkingen te ziften. Zy wisten, wat zy begeerd hadden, en oordeelden best, de verklaaring der Aartshertogen, als volkomen beantwoordende aan hunne begeepte, aan te merken.Ga naar margenoot+ Voorts, bevroedende, dat zy ter zee volkomen meester en in Ruitery verre de sterksten waren; vondenze dienstig, de wapeschoising voor agt maanden niet verder aan te neemen ‘dan dat, geduurende dien tyd, niet geoorlofd zou zyn, eenige Stad of Sterkte te belegeren, of in te neemen, eenigen inval. of inlegering te doen, of eenige nieuwe schansen op te werpen, en dit nog wel, onder beding, dat de Koning van Spanje, binnen drie maanden, 't Verdrag bekragtigen, en de Vereenigde Gewesten, insgelyks, voor vrye Landen erkennen zou.’ Men sloot dit, op den twaalfden van Grasmaand, met Neyen, die beloofde, 't Verdrag, tegen vier- | |
[pagina 249]
| |
entwintigsten, door de Aartshertogen, te zullen doen bevestigen, mids zulks ook, tegen dien tyd, geschiedde, door de StaatenGa naar voetnoot(f) Prins Maurits hadt, te ligter, bewilligd, in het sluiten der Wapenschorsinge, op den gemelden voet, om dat men, terwyl zy duurde, den vyand, met het meeste voordeel; door de Ruitery, te lande, en door's Lands Vloot, ter zee, zou konnen beschadigen, en ondertusschen, tegen 't gene hy, met de meeste hoop van goeden uitlag, zou konnen onderneemen, beveiligd was. De Aartshertogen bevestigden 't Verdrag van Wapenschorsing, ten bestemden tyde. De algemeene Staaten deedenGa naar margenoot+ 't vangelyken, hunne bekragtiging naar Lillo zendende, met Dirk van der Does, die, door de Aartshertogen, met eenen gouden eketen beschonken werdt. Ook gaf Albertus, terstond, bevel, om de soldaaten binnen de bezettingen te houden, en de zeeluiden en visschers, die binnen Duinkerken gevangen zaten, op vrye voeten te stellen. Neyen, voorwendende, dat 'er in 't Verdrag eenige duisterheden waren, over welken hy nadere opheldering van de Staaten begeerde; doch, inderdaad, op dat hy den staat der Vereenigde Landen van naby doorsnuffelen zou, en heimelyk arbeiden, tot bevordering van den handel; verzogt, dat van der Does verlof voor hem verwerven wilde, om wederom naar den Haage | |
[pagina 250]
| |
te keeren. Van der Does schreef 'er overGa naar margenoot+ aan de Staaten: en, geen zeker antwoord bekomende, hieldt hy voor toegestaan, 't gene hem niet verbooden was, en nam den Monnik met zig te rug naar HollandGa naar voetnoot(t). |
|