Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 231]
| |
Vaderlandsche historie.
| |
[pagina 232]
| |
kwamheid van zynen Gezant Jeannin. Last der Fransche gezanten. XI. Zy worden gehoord en beantwoord. Nadere verklaaring der Wapenschorsinge. XII. Neyen zoekt den Griffier Aarsens om te koopen. Deez' ontdekt het. XIII. De Staaten verzoeken de Koningen van Groot-Britanje en Deenemarke en eenige Duitsche Vorsten om goeden raad. Zy handelen met Jakob den I. Jeannins bebendigheid. XIV. De bekragtiging der Wapenschorsinge, door Filips, voldoet niet. Men belooft eene betere. De Vloot wordt t' huis ontbooden. XV. Gewoel voor en tegen de handeling. Ongenoegen tusschen Prinse Maurits en Oldenbarneveld. Nadere bekragtiging overgebragt. Waarom 's Graavenhaage tot handelplaats verkooren werdt. XVI. Wapenschorsing, verlengd. Besluit op de hoedanigheden der vyandlyke gezanten. XVII. Deensche en Duitsche gezanten in den Haage. De Keizer begeert, dat men hem, voor de handeling, kenne. XVIII. Een vyandlyk geleide geslaagen. De Aartshertogen danken eenig volk af. De Beemster wordt droog gemaakt. XIX. Warwyks en Maateliefs verrigtingen in Oostindie. XX. Opschudding te Embden. XXI. Henrik de IV. bevredigt den Paus met de Venetiaanen. XXII. Verbond tusschen Frankryk en de Staaten. Handeling met Engeland. Verschillen over den Lakenhandel en Visschery. Voorslag der Duitsche Vorsten. XXIII. De vyandlyke gezanten komen in den Haage. Krygen gehoor. XXIV. Men begint de onderhandeling over eene Vrede. Vry- | |
[pagina 233]
| |
heid der Vereenigde Gewesten erkend. Twist over de Vaart op de Indien. XXV. Nuttigheid des Indischen handels. XXVI. Eenige redenen tegen de Vaart op de Indien. XXVII. Besluit der algemeene Staaten op dit stuk. Zy zoeken een einde van de handeling te maaken. Nieuwe hevigheden over de Indische vaart. XXVIII. Punten der Spaanschen. Hunne inzigten op 't stuk van den Godsdienst. XXIX. Punten der Staaten. Richardots ernst. XXX. Verbond tusschen Groot-Britanje en de Staaten. XXXI. Handel over eenige byzondere punten. Staats Brabant begeert stem in Staat. XXXII. Vreemde tydingen ontrusten de Staaten. XXXIII. Spaansche Huwerlykshandeling in Frankryrk XXXIV. En in Engeland. Verdere spraak van Huwelyken. XXXV. De Spaanschen eischen afstand van de Indische Vaart en vryheid voor de Roomschen, in de Vereenigde Gewesten. De Vredehandeling wordt afgebroken. | |
I.
| |
[pagina 234]
| |
niet langer zag goed te maaken. Ook hadtGa naar margenoot+ de Markgraaf Spinola, die hem, tot hiertoe, met geheel zyn vermogen, ondersteund hadt, nu al zyn geloof verlooren. Zyne jongste poogingen, om, over de stroomen, door te dringen, waren, door de wakkerheid van Prinse Maurits, gedeeltelyk, verydeld; en hy hadt meer niet konnen doen, dan eenige sterke Plaatsen overmeesteren, die bezwaarlyk te houden zouden zyn, als de Staaten, ondersteund door Frankryk, eens wederom besluiten mogten, tot eenen, aanvallenden kryg, die hun, te vooren, zo wel gelukt was. Hy voorzag ook, dat hy, by mangel van geld, zynen toeleg, om dieper in 't Land te dringen, niet zou konnen voltrekken, en in plaats van den roem, tot hiertoe, verworven, niet dan schande te wagten hadt: waarvoor hem, zelfs de zwaare schulden, in welken hy zig gesteken hadt, bereids deeden vreezen: hebbende hy, in de twee naast verloopen' jaaren, zo getuigd wordt, wel veertien millioenen gespildGa naar voetnoot(a). Hierom drong hy Filips sterk tot het openen eener Vredehandelinge, waartoe de Staaten, dagt hy, nu ligterGa naar margenoot+ dan voorheen, zouden besluiten. Eenige Spaansche Grooten, met naame de Hertog van Lerma, vertoonden hem ook ‘dat men, na eenen veertigjaarigen kryg, den vyand steeds zag aanwassen in kragten; dat hy, van tyd tot tyd, groote voor- | |
[pagina 235]
| |
deelen behaalde ter zee, en zig, met heimelyke en openbaare bondgenoot schappen, hadt weeten te sterken; dat men, hierom, eindelyk, de wapenen behoorde neder te leggen, en zig met den vyand verdraagen, tot dat 'er gelegenheid kwame, om hem, met meerder voordeel, te beoorloogen.’ By deezenGa naar margenoot+ raad, kwamen de klagten der Portugeezen, die den Koning, dagelyks, voorhielden, ‘dat hunne schepen, door de Staatschen, genomen, hunne volkplantingen in Oostindie overmeesterd, hun koophandel en scheepvaart gedtremd en bedorven werden. Dat het, hierom, eens tyd werdt, een einde te maaken van deezen schadelyken kryg, die, by gebrek van penningen, door het muiten van 't Krygsvolk, met schande zou moeten gestaakt worden, zo men geen eerlyk verdrag sloote, met den vyand.’ Min kragtige redenen dan deezen zouden in staat geweest zyn, om den jongen Vorst, die gezet was op zyne wellusten, en onbedreeven in den oorlog, naar vrede te doen haaken. En nog kwamen 'er anderen by. De geschillen tusschen den Paus en den Staat van Venetie, in welken hy zig gesteken hadt, dreigden hem met eenen kryg in Italie, dien hy onmogelyk zou konnen voeren, zo lang hy met den Nederlandschen belemmerd bleef. Voorts was hem ter ooren gekomenGa naar voetnoot(b), | |
[pagina 236]
| |
dat de Koning van Frankryk toeleg maakte, om de Vereenigde Gewesten, onder zekere voorwaarden, te hegten ann zyne heerschappy, 't welk hy hieldt meer te zullen strekken tot afbreuk zyner grootheid, dan of hy den Staaten de vryheid verleende met de vrede. Men wil, dar het gerugt hiervan, met hoe veel of hoe weinig grond, zal hierna onderzogt worden voorbedagtelyk, verfpreid was, door zulken, die 't voornaam beleid der zaaken hadden, hier te Lande, om Spanje, sterker, te neigen tot vrede. Nog werdt 'er gemompeld, dat de Mooren, met Staatsche schepen, naar Spanje zouden oversteeken, om zig van Granada en andere gewesten, eertyds, door hen bezeten, wederom meester te maaken. Filips dan, bewoogen door zo veel zekers en onzekers, hade zyne stem gegeven tot het openen der Vredehandelinge.Ga naar margenoot+ De Aartshertogen neigden 'er van zelven toe. Albertus, van jongs op, geschikt tot den Kerkelyken staat, kinderloos, en reeds merkelyk bejaard, verkoor het gerust bezit van 't gene hy hadt, boven de onzekere hoop op meerder, die de oorlog geeft. Ook vielen hem en zyner Gemaalinne hard de zugten en traanen der Landzaaten die, door 't geduurig muiten des Krygsvolks, door de toeneemende lasten, en door 't verloop van neering en handel, tot groote behoeste gebragt warenGa naar voetnoot(c). Zy | |
[pagina 237]
| |
beslooten dan ligtelyk, tot het aanvangen der Vredehandelinge. |
|