Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIX.
| |
[pagina 196]
| |
op de been geraakt, vinnig schooten op de bespringers, onder welken Filips, Zoon van den heroemden Filips van Mornai, Heere van Plessis, een jongeling van groote hoop, het leeven verloor. De onderneeming liep, hiermede, vrugteloos afGa naar voetnoot(f). Ga naar margenoot+ In Vlaanderen, was niets byzonders voorgevallen. Alleenlyk hadt Graaf Fredrik van den Berge digt onder Sluis, ter plaatse daar de Zoete en de Zoute in de haven loopen, eene fchans doen opwerpen; die de Stad, meer of min, benaauwdeGa naar voetnoot(g). Tegen 't einde van den Herfst, viel 'er zo veel regens, dat Spinola deeerste besloot, zyn Leger de winterkwartieren te doen berrekken: hebbende hy, in deezen veldtogt, door het beschermen van Antwerpen, het bemagtigen van Lingen en Wagtendonk, en het overbrengen des krygs op den Staatschen bodem, groote eer ingelegd. Maurits volgde zyn voorbeeld. De Staatsche Ruitery, de schande, by Mulheim behaald, willende uitwisschen, overviel, in 't aftrekken, een Kornet van Grobbendonk, welk, grootendeels, gevangen genomen werdtGa naar voetnoot(h). Ga naar margenoot+ Meer viel 'er, dit jaar, niet voor, te lande. Doch te water, behaalden de onzen, in Wintermaand, eenig voordeel op de Duinkerkers Een Rotterdammer Scheepshopman, Lambert Henrikszoon, en by 't gemeen Mooi Lambert genaamd, tastte den | |
[pagina 197]
| |
Admiraal van Duinkerken, Adriaan Dirkszoon, aan, enterde zyn schip en veroverde het eerlang, geholpen door den Onder-Admiraal van 't Noorderkwartier, Fan Gerbrandszoon. Zestig gevangenen werden opgebangen. Eenigen ontvlooden, terwyl zy ter straffe gevoerd werden, zonder dat iemant hen tegen hieldt; alzo het aanhoudend ophangen der Duinkerkeren, eindelyk, medelyden begon te verwekken in de gemeenteGa naar voetnoot(i). |
|