Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVII.
| |
[pagina 191]
| |
twee werken, die de haven en de naaste Poort beschermden. Men meent, dat de Stad gewonnen geweest zou zyn, haddenze zig toen, langs de haven, verder naar binnen begeven. Doch zy keerden zig naar de Waterpoort, die zy, te vergeefs, door middel van petarden, zogten te doen open springen. Midlerwyl, was de dag aangebroken, het water aan 't waflen, en de gantsche bezetting in de wapenen geraakr. De vyand, vreezende overvallen te worden besloot, derhalve, te rug te trekken, en verliet de ingenomen' werken, met verlies van omtrent dertig man, die, in 't wyken, met steenen en musketten, gedood werden. De onderneeming werdt egter, eene maand daarna, nog eens hervat. Doch die van binnen hadden 'er nu kondschap van, en waren op hunne hoede. De vyand, schaon hy dit merkte, bleef by zyn opzet. De Stad werdt, des nagts na den twintigsten van Herfstmaand, by regenagtig weder, aan vyf oorden, aangetast. De Bevelhebder, Paulus Bax, de burgery gefleken hebbende onder de soldaaten, hadt de wallen rondsom, bezet, en sloeg den vyand wakkerlyk af. Aan de Steenbergsche Poorte, hadt men stroo en pektoortsen ontsteken, om 't bedryf der aanvalleren, te beter, gade te slaan. Hier haddenze twee poorten en de valbrug doen springen, en roerden de trom en sraken de trompet, reeds binnen de wallen. Eene poort maar stuitte hen nog: die de burgers, met wagens en balken, bebolwerkt hadden, terwyl zy den | |
[pagina 192]
| |
vyand, nu zo na gekomen, met musketten en brandende pekreepen, vinnig te keer gingen, onder 't smaalen ‘dat hunne Overslen hen op de vleeschbank bragten, en dat de Lieve Vrouw van Halen Scherpenheuvel te ver van daar was, om hen te verlosten.’ Elk kweetzig, onvermoeid in de Stad: Wethouders en Kerkendienaars niet uitgezonderd. Ook de Roomschgezinde Ingezetenen, en vrouwen zelven, onder welken, men 'er vondt, die haare kinderen uit de wiege namen, om in dezelve steenen te draagen naar de wallen: ook bragten veelen den mannen kogels, pekreepen en ander tuig aan. De weekhertigsten lagen, op de knieën, langs de straat, met de oogen en handen hemelwaards, biddende om bystand. Met den dag, werdt de vyand genoodzaakt te wyken, niet zonder verlies. In de Stad, werdt maar één man gemift. Ook waren 'er weinigen gekwetst, doordien zy, meeft, van de hoogte, gestreeden haddenGa naar voetnoot(a). Ga naar margenoot+ In Oogstmaand, nam Grobbendonk ook voor, Graave, by nagt, te beklimmen: doch verstaande, dat zyn toeleg ontdekt was, schroomde hy dien in 't werk te stellenGa naar voetnoot(b). Ga naar margenoot+ Spinola, met het begin van den Herfst, Lingen versterkt, en, nevens Oldenzeel, behoorlyk bezet hebben de, en geenen kans ziende, om Rynberk te bemagtigen, besloot, eindelyk, zig, by Roeroord, neder | |
[pagina 193]
| |
te slaan: en alzo de Duitschers begeerd hadden, dat de schans, te Keizerswaard, geslegt werdt, deedt hy hier, onder 't gebied van Meurs, ter wederzyde des Rynslrooms, eene nieuwe schans stigten. Ten zelsden tyde, werdt zyn Leger versterkt met eenigenieuwe manschap, uit Italie en nit Engeland aangekomen; waarom hy te raade werdt, Bucquoi, met eenig volk, af te zenden, om Wagtendonk te bemagtigenGa naar voetnoot(c). |
|