Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 182]
| |
XV.
| |
[pagina 183]
| |
gerugt, dat het Antwerpen gelden zou, 't welk in de Stad verscheidenlyk opgenomen werdt, naardat men voor de tegenwoordige Regeering ingenomen was, of naarde de voorige vryheid haakte. Straks steigerde ook de prys der eetwaaren: en sommigen maakten gereedschap, om te vlugten. Maar Spinola herstelde de verschrikte gemoeden haast, door het versterken der bezettinge, met eenige ruitery. Ook leide hy drieduizend man in het Land van Waas, Om het oog te houden op Maurits beweegingen. De Prins, ten bestemden dage, met een, volkomen Leger, opgetrokken van Bergen op Zoom, hadt Graave Ernst van Nassau gelast, te gelyk, met de Vloot en tagtig vendelen knegten, de Schelde op te zeilen naar Antwerpen, en den dyk aan den Vlaamschen oever in te neemen, Doch de Graaf, schoon gelukkiglyk geraakt voorby de vyandlyke schansen aan de Schelde, die wakker op hem vuurden, werdt, door tegenwind, gedreeven naar den Brabantschen kant der Riviere. Hy waagde, nogtans,Ga naar margenoot+ vierhonderd man, aan de overzyde, aan land te zetten: die, door den vyand, ligtelyk, verslaagen, en ten decle gevangen genomen werden. Graaf Ernst, aan de Brabansche zyde te rug gekeerd, verwittigde Prinse Maurits van't mislukken zyner onderneeminge, die nu niet te hervatten was, zynde den vyand, alomine, te wel op zyne hoede. De toeleg op Antwerpen verdween, derhalve, in rook, en by de geweldige Krygskosten deezes Jaars werdt meer niet | |
[pagina 184]
| |
gewonnen dan het Kasteel van Wouw, welk,Ga naar margenoot+ vyf dagen belegerd geweest zynde, aan Prinse Maurits overging. Midlerwyl, hadt Spinola eene brug gelegd over de Schelde, om, langs dezelve, de onzen, werwaards zy zig ook wenden mogten, te ligter te konnen bykomenGa naar voetnoot(t). Ga naar margenoot+ Maurits, zyne gedagten trekkende van Antwerpen, scheepte zyne benden over de Schelde, en sloeg zig, in 't Dorp Watervliet, by Yzendyke, neder. Spinola volgde hem, zig legerende te Boekhoute, tusschen Watervliet en Sas van Gend. In deezen slaat lagen de beide Legers, eenen geruimen tyd, te loeren op elkanderen, zonder dat 'er iets van belang voorviel. Doch Maurits benden, gelegerd in eenen wateragtigen grond, sleeten, dagelyks, door verloop en ziekten. Hy bleef zig egter ophouden in VlaanderenGa naar voetnoot(u), tot dat de beweegingen des vyands, in Overyssel, hem derwaards riepen. |
|