Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijII.
| |
[pagina 141]
| |
wildenGa naar voetnoot(z). 't Geschiedde. Doch de schepen, wederom aan de Straat Nassau en 't Staaten-Eiland gekomen, werden, door de felle koude en 't gevaar van 't ys, genoodaakt te rug te keerenGa naar voetnoot(a). In 't jaar 1596, ondernam men deezen togt, voor de derde reize, hebbende de algemeene Staaten vyfentwinngduizend guldens beloofd, aan die, benoorden om, naar China zou gezeild zyn Ga naar voetnoot(b). Te Amsterdam, werden twee schepen uitgerust, onder bevel van Jakob Henrikszoon Heemskerk en Jan Korneliszaon Ryp. Zy zeilden tot boven Nova Zembla, op meer dan tagtig graaden hoogte, alwaar zy een uitgestrekt Land ontdekten, welk sommigen voor Groenland hielden, hoewel men, naderhand, geoordeeld heeft, dat Groenland meer zuidwaards legt. Zy gaven het vreemd en onbewoond gewest den naam van SpitsbergenGa naar voetnoot(c). Heemskerk, beweerende, dat men, eerlang, eene ruime zee ontdekken zou, hieldt zig omtrent het noorden Op. Ryp keerde wat naar 't zuiden, om daar, oostwaards, den begeerden doortogt te zoeken. Doch hy werdt, eerlang, door storm, agteruit, op de Russische kust gesmeeten. 't Schip van Heemskerk was, midlerwyl, zo vast bezet geraakt in 't ys, dat men zig genoodzaakt zag, het zelve te verlaaten, en op Nova Zembla, in eene opgeslaagen' hut- | |
[pagina 142]
| |
te, te overwinten. Hier zag het scheepsvolk, in tweeëntagtig dagen, de zon niet, en sleet den tyd, in de felste koude: ook, zo lang de zon boven de kimmen was, in groat gevaar van de beeren. Eenigen bezweeken onder den last deezer rampen. Omtrent het midden van Zomermaand des jaars 1597, begaven zy zig, met twee open' schuiten, van Nova Zembla, in zee, Op deeze hagchelyke reize, liepenze nog groot gevaar van 't ys. Zy hielden 't egter digt aan de kust van Nova Zembla, op welks uitersten hoek, zy, hier en daar, eenige Russische, Visschers aantroffen. Eindelyk, staken zy over naar Lapland, en landden, gelukkiglyk, te Kola, daar zy Jan Korneliszoon Ryp vonden, met wiens schip, zy, in 't begin van Wynmaand, naar huis keerden. Behalve Heemskerk, waren er elf man in 't leeven gebleeven, van vystien of zestien, die op Nova Zembla overwinterd haddenGa naar voetnoot(d). De gevaarlykheid van den togt om 't Noorden naar China en Indie heeft onze Landsluiden, sedert, sterk van den zelven afgeschrikt; hoewel de hoop om, langsdeezen weg, doch westwaards af, de reis naar 't. Oosten te bekorten, by hunne nabuuren, de Engelschen, nog niet geheel schynt verstorven te zyn. De vaart naar Indie geschiedde, gemeenlyk, langs den gewoonlyken weg, voorby de Kaap de goede Hopp. |
|