Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXII.
| |
[pagina 124]
| |
Zoon en Opvolger, Enno, eene andere wyze van regeeren te willen volgen. Hy gaf voor, dar hy zig gaarne met die van Embden verzoenen wilde, zo zy slegts den eersten stap daartoe, en hem eene bezending deeden 't Geschiedde. Doch toen scheen 't blad wederom omgekeerd. Graaf Enno bejegende de Embder afgevaardigden met zo veele trotsheid, dat de Stad geraaden vondt, zig wederom te keeren tot de Vereenigde Staaten. Graaf Willem Lodewyk wierp zeshonderd man in de Voorstad van Embden, en bragt, hierdoor, te wege, dat Graaf Enno sprak van eenen Landdag uit te schryven, en van de gemeene bezwaarnissen der Stad en des Landschaps, op den zelven, te hooren en af te doen. Doch hy ver anderde terstond, op de tyding, dat zyne zaaken, ten Keizerlyken Hove, op eenen goeden voet, stonden. De Vereenigde Staaten vonden, hierop, geraaden, in Bloeimaad des jaars 1599, eenige Gemagtigden naar Embden te zenden tot bemiddeling der geschillen; onder welken ook was George Gilpin, zitting hebbende in den Raad van Staate, wegens EngelandGa naar voetnoot(x). De Graaf toonde kleinen zin in dit gezantschap. De gantsche Zomer verliep met handelen. Eindelyk, beschreef Enno eenen Landdag, binnen Embden: en verdroeg zig hier, eerst met den Adel, die de minste bezwaarnissen hadt; toen met de Stad Embden, byna op den voet van het Delfzylsche Verdrag. Doch | |
[pagina 125]
| |
de kleine Steden Norden en Aurik, en de Dorpen, die de meeste en gegrondste klagten hadden, werden met woorden gepaaid. Hierop, geschiedde de inhuldiging des Graaven, in Wyn- en SlagtmaandGa naar voetnoot(y). Doch 't leedt niet lang, of Enno maakte zig verdagt van slinkschen handel met de Aartshertogen, ten nadeele van Embden. Zyn Broeder Christoffel was, openlyk, in dienst getreden van Albertus: zyn jonger broeder, Jan, hadt den Roomschen Godsdienst omhelsd: en Enno hadt hem, daar, zyne Dogter ter vrouwe gegeven; met welke hy, ontslag van den Paus, wegens 't namaagchap, bekomen hebbende, getrouwd was. De Graaf nam verscheiden' Krygshoofden aan, die versch uit den dienst der Aartshertogen kwamen, en verboodt den Raaden van Embden, heimelyk, alle onderhandeling met de Vereenigde Staaten. Zelfs zogt hy, in den aanvang des jaars 1601, den Raad der Stad te veranderen, en ook in andere opzigten, een volstrekter gebied te oefenen, binnen Embden, dan hem, by 't verdrag, toegestaan wasGa naar voetnoot(z). Norden werdt, in den Zomer deezes jaars 1602, met krygsvolk, gedwongen, tot het opbrengen eener merkelyke geldboete, om dat de Stad, behoorende tot den lyftogt der Graavinne Weduwe, den Graaf, tot hiertoe, niet hadt willen inhuldigen. Eenige aanzienlyke Burgers van Embden werden, om 't weigeren van's Graaven schatting, ten Lande uit ge- | |
[pagina 126]
| |
bannen. De Stad hadt zig, derhalve, opGa naar margenoot+ nieuws, gekeerd, tot de Vereenigde Staaten, die haar vier vendels Friesche knegten toeschikten, en den Eemsstroom bezet hielden, met eenige schepen. Graaf Enno verschanste zig, daarentegen, naby de Stad, aan verscheiden' oorden. Doch na 't overgaan der Stad Graave, vaardigden de Staaten Warner du Bois, met twaalf vendelen, af naar Oostfriesland, die Graave Enno, voor 't einde van Slagtmaand, alle zyne schansen ontweldigde. De Graaf, hierop naar Duitschland verreisd, vervulde alle Hoven, met klagten over het geweld en de heerschzugt der Vereenigde Staaten: die niet verzuimden zig schriftelyk te verdedigenGa naar voetnoot(a). Enno, zig eenen geruimen tyd opgehouden hebbende ten Keizerlyken Hove, bespeurde, eindelyk, dat daar alleenlyk woorden en bedreigingen aan die van Embden te bekomen waren; welken weinig golden, tegen 't Krygsvolk der Vereenigde Staaten. Hy begaf zig dan, in de Lente des volgenden jaars, in persoon, naar den Haage. De Embders hadden hier ook hunne gemagtigden. De Staaten hoorden de wederzydsche klagten, en deeden 'er eene uitspraak op, by welke Embden merkelyk bevoorregt en meer beveiligd werdt, dan te vooren. De voornaamsteGa naar margenoot+ punten kwamen hierop uit: ‘'t Verdrag van Delfzyl zou, voortaan, onderhouden worden, zo ver het, met de tegenwoordige uitspraak, overeenkwam. Al't voorledene zou vergeven en vergeten | |
[pagina 127]
| |
zyn. De wederzydsche gevangenen zouden geslaakt worden. De nieuwe schattingen zouden afgeschaft, en tot het opstellen van anderen, op eenen gemeenen Landdag, gehandeld worden. De Graaf zou het Regt hebben, om den Landdag te beschryven; doch deedt hy't niet, de Stenden zouden zelven vergaderen, en over's Landszaaken raadpleegen mogen. Oorlog verklaaren en krygsvolk aanneemen zou, niet dan met bewilliging der Stenden, mogen geschieden. De Graaf zou slegts zo veel volks in dienst houden, als, tot bescherming zyner Kasteelen, vereischt werdt: de Stad niet boven zevenhonderd man. Ook zou zy zig, met vestingwerken, naar welgevallen, mogen sterken; doch op haare eigen' kosten. 't Krygsvolk zou, door 't Land over de Eems, worden betaald. 't Regtsgebied der Stad zou zig, tot den omtrek der werken toe, uitstrekken. De jaarlyksche Wethouderschap zou, door den Raad gekooren, door den Graave bevestigd worden.’ Enno en de Embder gemagtigden bewilligden in deeze punten. Doch de Graaf, naar zyn Graafschap te rug gekeerd zynde, weigerde dezelven te bekragtigen: waarom zy ook niet door den Raad van Embden en door de Stenden van Oostfriesland bevestigd werden: 't welk anders weinig werks zou hebben gekost. Enno gaf voor, dat der Staaten uitspraak streedt met die des Keizers, en dat het uitheemschen niet vrystondt, verlof te geeven, tot het sterken eener Stad, over | |
[pagina 128]
| |
welke den Keizer en 't Ryk de oppermagt toekwam. Keizer Rudolf zelf beschuldigdeGa naar margenoot+ hierover de Staaten, door Karel Nutzel en Maximiliaan Cochi, ten deezen einde, herwaards gezonden. Zy antwoordden, zediglyk dat Graaf Enno vrywillig tot hen gekomen was, en zig hunner uitspraak, ongedwongen, onderworpen hadt. Dat men 't immers niemant kwalyk plagt te neemen, dat hy zig benaarstigde, om de geschillen zyner nabuuren te bemiddelen. Dat zy van 't Delfzylsche Verdrag, welk ook den Keizer behaagd hadt, zo weinig als mogelyk was, waren afgeweeken. Dat zy Krygsvolk in Embden gelegd hadden, niet om den Keizer te verongelyken; maar om den Spanjaard te voorkomen, die, tot afbreuk zelfs van het Duitsche Ryk, eertyds, verscheiden' Steden van het zelve, en nog onlangs Kameryk ingenomen hadt. Dat Ennos verstandhouding met Koning Filips en met de Spaansche Oversten hun met reden verdagt was.’ Met deeze woorden, die van geschenken verzeld waren, werden 's Keizers gezanten afgevaardigd. Doch in Embden bleef de haat en de argwaan duuren, tusschen Graave Enno en de StadGa naar voetnoot(b). De Staatsche bezetting strekte tot beveiliging der Stedelingen, op welken de Graaf eenen duurzaamen wrok behieldt. Wy zullen, hierna, nog meer dan eens, gelegenheid hebben, om de gevolgen der onderlinge bitterheid op te haalen. |
|