Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXI.
| |
[pagina 121]
| |
en bewoog daarmede de knegten, die zig nog stil gehouden hadden, om de muitelingen vyandlyk aan te tasten. Hierop neemen deezen hunne toevlugt tot de Vereenigde Staaten, die hen voorzagen van krygsen mondbehoesten. De tyding van 't overgaan van Graave en de vrees voor Maurits Leger verhinderden toen den Aartshertoge, in 't beteugelen der muitelingen, tegen welken, hy, alleenlyk, een scherp Plakaat uitgaf, hun beveelende, binnen zekeren bestemden dag, tot hunnen pligt te keeren, op verbeurte van lyf en goed. Doch deeze woorden woogen zo weinig by de muitelingen, dat zy 't Plakaat des Aartshertogs, in openbaaren druk, wederleggen durfden, niet zonder den Vorst zyne pragtige hofhouding te verwyten, terwyl hy 't Leger honger liet lyden. Ook werdt, in deeze wederlegging, gedreeven ‘dat men 't hun niet kwalyk neemen moest, dat zy, vervallen in den hoogsten nood, de Landen aanspraken, voor 't gene de Vorst hun schuldig was:’ waarby zy voegden‘dat zy, ten deele door hunne wapenen, ten deele door hunne armoede, voor de straffen van 't Plaakt beveiligd zouden zyn.’ 't Plakaat was, derhalve, vrugteloos. Zelfs arbeidde de Pauselyke Gezant, Oktavio Frangipani, te vergeefs, om de muitelingen te verzoenen met den AartshertogeGa naar voetnoot(s): die, midlerwyl, gelyk Maurits, zyne overige benden, in de winterlegeringen, gelegd hebbende, met deeze inwendige kwaale, | |
[pagina *3]
| |
Zes galeien overzeild en in den grond geschooten, door de Staatschen, in 't jaar 1602.
Is. Tirion excudit. | |
[pagina 122]
| |
tot in 't volgende jaar, bleef worstelen, eer hy zig van scherper geneesmiddelen bedienen durfde. By 't scheiden der legeren, werden agt kornetten vyandlyke Ruiters, omtrent Maastricht, overvallen door de onzen, die 'er eenen merkelyken buit van paarden by wonnenGa naar voetnoot(t). Ga naar margenoot+ Graaf Lodewyk van Nassau deedt, aan 't hoofd van drie-endertig kornetten paarden en twaalf honderd knegten, met het naderen des winters, eenen inval in 't Luxemburgsche, daar men brandschatting geweigerd hadt. Hy bemagtigde S. Vit, en besteedde eene gantsche maand, aan 't plonderen en verbranden van eene menigte van dorpenGa naar voetnoot(u). Ga naar margenoot+ Zodanig was byna de loop der Krygsbedryven te lande in dit jaar. Doch te water, behaalden de Staaten merkelyke voordeelen op den vyand. Men wist, deezen Zomer, hier en in Engeland, dat Filips wederom eene Vloot gereed maakte, die, of herwaards, of naar Engeland, of naar Ierland scheen geschikt te zyn. Ook hadt men verstaan, dat Fredrik Spinola, op nieuws, agt galeien uit Spanje naar de Nederlanden stondt te voeren. De Koningin van Engeland hadt, hierop, den vyand eenige schepen te gemoet gezonden: die twee galeien, te S. Ubes in Portugal, vernielden, en eene ryke Portugeesche Karaak veroverden. In Wynmaand daarna, nam Spinola, met de overige zes galeien, de reis aan naar | |
[pagina 123]
| |
Vlaanderen. De Engelsche en Staatsche Oorlogsschepen verzuimden niet, op hem te passen in de Hoofden. De eersten zagen hem eerst, en gaven'er hunnen bondgenooten een sein van. De galeien zogten, digt langs de Engelsche kust, den vyanden te ontroeijen. Doch de Staatschen schooten 'er, van de kust en uit de Hoofden, zo hevig op in, dat twee galeien geheel doornageld werden van kogels: welken zy, daarna, niet verre van Grevelingen, tot twee of drie reizen toe, met hunne zwaare schepen, overzeild en aan spaanderen gestooten hebben. Eene galei bleef, door onkunde der stuurluiden, voor Calais: nog twee zyn, zwaar beschadigd, op de Vlaamsche banken, vervallen, en te Nieuwpoort binnen geraakt. De laatste, die Fredrik zelv' ophadt, tot op de Zeeuwsche stroomen afgedreeven, is met groot gevaar, te rug, en te Duinkerken ingeloopen. Spinola zogt, daarna, zyne schade te boeten, met het plonderen van Walcheren. Doch Albertus, ongeraaden vindende de bezette Steden te ontblooten, weigerde hem volk. Ook hinderde het opkomend winterweder hem, in zynen toelegGa naar voetnoot(v). |
|