Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXX.
| |
[pagina 118]
| |
van Luik, in vyftien dagen, tot aanGa naar margenoot+ S. Truijen, daar hy zig nedersloeg. De vyand lag, niet verre van hier, te Tienen, om hem den weg naar Brabant te betwisten. Want Albertus hadt zo dra geen berigt gekreegen van de wervingen der Staaten, of hy deedt een groot deel zyner krygsmagt, die, eerlang, met agtduizend Italiaanen en Spanjaarden, onder Ambrosio Spinola, Broeder van Fredrik, vermeerderdGa naar margenoot+ werdt, byeen trekkenGa naar voetnoot(p). 't Bevel over dit heir hadt hy gegeven aan den Admirant van Arragon, die, in den slag by Nieuwpoort gevangen geweest zynde, op den negenentwintigsten van Bloemaand, tegen alle de gevangenen van deezen Staat, in de Indien, in Spanje, in Portugal, en in de Nederlanden, uitgewisseld en los gelaaten was; volgens een schriftelyk verding, door Filips zelven bekragtigd. Terwyl hy in den Haage zat, hadt hy de gemoeden der aanzienlykste luiden zoeken te polsen, noopens derzelver geneigdheid tot vrede. Zelfs hadt hy, ten dien einde, eenige voorslagen gedaan aan den Advokaat Oldenbarneveld en den Griffier Aarsens, die hem, te gelyk, op bevel der Staaten, waren komen spreeken. Hy vorderde ‘erkentenis en hulde der Aartshertogen, die, in de Vereenigde Gewesten, vryheid van Godsdienst toestaan en al 't voorleedene vergeten zouden: ook bezorgen, dat Filip de Vrede bekragtigde.’ Doch de Staaten merkten aan, dat eene vrede, op zulken | |
[pagina 119]
| |
voet, noch eerlyk, noch zeker, noch Christelyk zyn zouGa naar voetnoot(q). 't Leger te Tienen was maar dertienduizendGa naar margenoot+ knegten en vierduizend paarden sterk, en dus zwakker dan dat van Prinse Maurits, die den vyand, te vergeefs, zogt uit te lokken tot eenen veldslag. Mendoza, bewust, zo 't schynt, van zyne eigene zwakheid, hieldt zig binnen zyn voordeel. Maurits bespeurde haast, dat de kosten, gehangen aan de toerusting deezes jaars, byna vrugteloos gespild waren. Langs enge wegen, en tusschen de vyandlyke Steden door, dieper in Brabant te trekken was ongeraaden, vooral, daar 't hem nu aan leevensmiddelen begon te ontbreeken, zynde den oogst nog niet ryp, en uit Luikerland weinig, uit Brabant niets te bekomen. De Prins besluit, derhalve, te rugGa naar margenoot+ te keeren naar de Maaze. Doch op dat hy niet schynen zou, den veldtogt, vrugteloos, te hebben geëindigd; slaat hy, zig van 't Kasteel van Helmont verzekerd hebbende, op den agttienden van Hooimaand, 't beleg voor de Stad Graave. Mendoza, eerst met den Aartshertoge hebbende geraadpleegd, volgt hem, eindelyk, derwaards, en slaat zig, beneden de Stad en 's Prinsen Leger, dat reeds verschanst lag, neder. Zyn voorneemen was, een, groot deel volks in de Stad te brengen: waartoe hy zig van eenen donkeren nagt dagt te bedienen. Doch de wakkerhied van Maurits | |
[pagina *1]
| |
GRAAVE belegerd, door Prinse Mauritus, in 't jaar 1602.
Is. Tirion excudit. | |
[pagina 120]
| |
knegten en eenige toevallen verhinderden de uitvoering van deezen aanslag. De Admirant brak, kort hierna, op, met stille trom, wykende naar Venlo. Weinig laater, verliet hy de Nederlanden, en keerde naar Spanje, daar hy van den Koning en de grooten, met kleine gunst, bejegend werdt. De belegerden, onder beleid van Don Antonio Gonzales, deeden, van tyd tot tyd, gelukkige uitvallen: waar door zy 's Prinsen volk geweldiglyk asmatteden. Twee maanden verliepen 'er,Ga naar margenoot+ eer men zo na gekomen was, dat Gonzales geraaden vondt, de Stad, by eerlyk verdrag, op te geeven: gelyk, op den negentienden van Herfstmaand, geschiedde. Maurits deedt zig, in deeze Stad, zynde eene Heerlykheid van Prinse Willem, zynen Vader, plegtiglyk inhuldigen: waarna hy, 't Hoogduitsch paardevolk hebbende afgedankt, zyne overige benden de winterlegeringen betrekken lietGa naar voetnoot(r). |
|