Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVII.
| |
[pagina 108]
| |
ronimo de Monroi ter linker zyde der Vestinge neder. Digt onder de Stad, in 't eerst; doch, eerlang, gedwongen door 't grof geschut, wat verder. Karel van der Noot, toen binnen Oostende 't gebied voerende, deedt, terstond, eenen gelukkigen uitval, waarin Monroi omkwam. Kort hierna, kreeg Vere het bewind, die, met zyne Engelschen, van voor Rynberk, in de Stad gekomen, terstond viel aan 't veermeerderen, en sterker bezetten der buitenwerken. De belegeraars spaarden ook geenen vlyt, om de Stad te naderen, leggende eenen dyk door 't verdronken land: eene nieuwe uitvinding, waarvan den vyand de eer toekomt. Ook wisten zy de oude haven onbruikbaar te maaken; doch de belegerden maakten, door 't doorsteeken van eenen dyk, haast eene nieuwe, door welke, de Stad van versch volk en allerlei voorraad rykelyk voorzien werdt, Uitheemsche Grooten, en, onder deezen, de Hertog van Holstein en de Graaf van Nordhumberland begaven zig naar Oostende, om een beleg te beschouwen, waarin, van wederzyde, allerlei krygskonsten gebruikt werden. Toen de vyand bespeurde, dat de toevoer niet belet kon worden, viel. hy aan 't schieten op de voornaamste buitenwerken, in 't verdedigen van een van welken, de Heer van Châtillon, Kleinzoon van den beroemden Admiraal van Coligni, gesneuveld is. Van 's vyands zyde, lieten hier, weinige dagen laater, de Kolonellen Catrice en Braccamonte het leeven De Stad werdt ook met gloeiende ko- | |
[pagina 109]
| |
gels en vuurballen beschooten: waartegen, de Ingezetenen zig met opgeworpen' hoopen aarde verzekerden. Ook stak men, eerlang, den zeedyk door, waardoor, 's vyands werken, met den vloed, hoog onder water liepen. De zee, dus ingelaaten, stelde de Stad als op een Eiland, en beschadigde haar ook somtyds; doch 't meeste geweld der golven werdt, door allerlei vonden, afgeweerd op den vyand. Vier maanden werden gesleeten, in gelukkige uitvallen, en in 't vrugteloos beschieten en bestormen der buitenwerken: waarna de belegeraars den tyd doorbragten, in 't uitvinden en te werk te stellen van veelerlei middelen, om den weeken grond te stevigen, schansen te maaken, wegen te leggen en vaarten te graaven: een arbeid van langen nasleep, en waartoe een taai geduld vereischt werdt. Doch Albertus en Izabelle zelve kwamen, somtyds, in 't Leger, om desoldaaten, door hunne tegenwoordigheid, aan te moedigenGa naar voetnoot(b). In Oogstmaand, werdt, door de wakkerheid van Hopman Bartholomeus van Buuren, den vyand eene landing op het Eiland van Willemstad beletGa naar voetnoot(c). De Vereenigde Staaten, nu geene gelegenheidGa naar margenoot+ ziende, om in Vlaanderen te vallen, bragten, na 't inneemen van Rynberk, den gantschen Zomer en een goed deel van den Hersst door, zonder iets verder te onderneemen. Oofstende alleen nam hunne | |
[pagina 110]
| |
zorg in. En schoon zy, 't beleg aan 't sleepen ziende, nog weinig vrees hadden, voor 't verlies der Vestinge, beslooten zy egter, om kosten te spaaren, door het belegeren van de eene of de andere Stad, den vyand, ware 't mogelyk, van daar te trekken. Men wierp dan 't oog op 's Hertogenbosch, waarbinnen slegts twee vendelen knegten en twee kornetten paarden lagen, onder Anthonis Grobbendonk. De Prins kwam, op den eersten van Slagtmaand, voor deeze Stad, zig, aan twee zyden van dezelve, nederslaande. Doch alzo zyne magt te klein was, om haar, van alle kanten, te besluiten, kon hy niet beletten, dat 'er, tot tweemaalen toe, versch volk binnen gebragt werdt, door Graave Fredrik van den Berge. Maurits dreef, desonaangezien, den arbeid aan de loopgraaven vlytig voort, de Stad, midlerwyl, beschietende met gloeiende kogels, waartegen de Inwooners zig beschermden, met zand op de zolders te leggen, de kogels in pannen of ketels te vangen, en allerlei bluschgereedschap gereed te houden. Ook moedigde hen sterk de belofte der Aartshertogen, dat alle schade, uit de gemeene middelen, vergoed zou worden. De belegeraars waren nu tot aan de graft genaderd, wanneer een schielyk opgekomen vorst den Prins deedt vreezen voor Holland, dat, by deeze gelegenheid, groot gevaar liep van 't volk des Graaven vanGa naar margenoot+ den Berge. En deeze vrees drong hem, tot zyn leedwezen, om het beleg van 's Hertogenbosch op te breeken: gelyk nog | |
[pagina 111]
| |
voor 't einde van Slagtmaand geschiedde. 't Meeste legertuig, alzo de stroomen digt lagen, werdt, op wagens, naar Heusden gezonden: de reft verbrandGa naar voetnoot(c). Voorts, werdt de Winter, met geringe togten, doorgebragt. De Staatschen liepen den Rynkant, tegen over Keulen, af, voorgeevende te vorderen, 't gene men der onlangs overleeden' Graavinne van Meurs nog schuldig was. De Aartshertoglyken stroopten, in het gedeelte van Brabant, welk, tot den Vereenigden Staat behoorende, brandschatting geweigerd hadtGa naar voetnoot(d). |
|