Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXV.
| |
[pagina 96]
| |
men hieldt, dat zy zig, daartoe, in den jaare 159+, en sedert, duidelyk verbonden hadt. Zelfs was de jongste uitspraak nader verklaard en bevestigd, in 't voorleeden jaar 1599Ga naar voetnoot(i). Doch men toonde zig even onwillig, om 'er in te berusten. De Regenten, die ballingen geweest waren onder de Spaansche overheersching, zouden de Burgery nu niet gaarne, meer dan toen geschied was, bezwaard hebben. De Burgery hieldt hee voor een groot ongelyk, dat de huizen nu zouden belast worden, daar zy te vooren vry plagten te zyn. Ook kon zy niet dulden, dat haar voorregten benomen werden, die haar, tot benadeelinge der Ommelanden, te vooren, vergund waren. Men dreef, daarbenevens, dat de Stad, in 't jaar 1594, de behoudenis haarer voorregten, uitdrukkelyk, bedongen hadt: waartegen, van der Staaten zyde, werdt aangemerkt; dat, onder deeze voorregten nimmer zulken begreepen waren die Parma der Stad, met slinksche oogmerken, verleend hadt. De tweedragt duurde, tot in de Lente deezes jaars, wanneer de algemeene Staaten een besluit namen, diergelyk men, zeldaam, onder vryeGa naar margenoot+ volken, zag ter uitvoernge brengen. Graaf Willem Lodewyk kreeg last, am de jongste uitspraak der Staaten, met geweld, te doen gelden: ten welken einde, hy zig te bedienen hadt van de bezetting van Groningen, en van eenig ander Krygsvolk, welk hem, | |
[pagina 97]
| |
daarenboven werdt toegezonden. Zo ras dit volk in de Stad was, deedt Graaf Willem de burgery ontwapenen, dat, zonder anderen tegenstand dan met woorden, ge schiedde, hebbende de knegten last van Graave Willem, om zig aan geene woorden te stooren; maar stil hun werk te doen. Doch de Wethouders en Hoofdluiden der Burgerye behielden hun geweer. De Stad en de Ommelanden, geschat zynde, om ten minste vierhonderdduizend guldens, wegens agterstallen, te voldoen; kreegen de Krygsknegten bevel, om burgers en huisluiden, tot het opbrengen van hun aandeel in deeze somme, te noodzaaken: waarover alomme bittere klagten vielen. De OmmelandenGa naar margenoot+ kwamen egter eerst aan de hand, en bleeven hierom van inlegering vry. Doch de Stad hieldt zig lang hard, en verwierp alle voorslagen tot belasting der gemeente, beweerende de Regenten, dat zy niets moesten overgeeven dan gedwongen, op dat zy, by verandering van tyden, alles te ligter mogten konnen herstellen. Midlerwyl, wasGa naar margenoot+ 'er bevel uit den Haage gekomen, om een Kasteel te Groningen op te werpen; 't welk, in 't begin van Bloeimaand, met zeshonderd man, begonnen werdt. Hierdoor wilden de algemeene Staaten de voorneemens van sommige Spaansch gezinden, die 't oog op nieuws naar den vyand mogten hebben, verhinderen, en de Stad, daarbenevens, met zwakker bezetting, dan 'er nu in lag, onder bedwang houden. De hardsten der | |
[pagina 98]
| |
Regenten, de Burgemeester Joachim Alting, de Syndicus of Pensionaris Houflin en JoostGa naar margenoot+ van Kleeve werden naar den Haage ontbooden: daar zy zeer klaagden, over het opwerpen van 't Kasteel, tegen de belofte, by 't overgaan der Stad, in 't jaar 1594, gedaan; vertoonende, voorts, ‘dat niets meer streedt met de vryheid, om welke de wapenen waren aangenomen, dan het stigten van Kasteelen, welk nimmer, in vrye Steden, geleeden was, vooral niet, te Groningen, daar menze, een en andermaal, afgeworpen hadt.’ Zy voegden 'er by ‘dat zy zig, niet dan met redenen, nooit door geweld, verzet hadden tegen de uitspraak der Staaten; dat zy zig, voortaan, aan dezelve onderwerpen wilden, alleenlyk verzoekende, dat men de Stad verschoonde van dit uiterste bewys der slaavernye, nergens in gebruik, dan daar men met geweld regeerde: daar de Staaten, veeleer, door zagtheid, de toegenegenheid der Burgeren behoorden te winnen: gelyk ongetwyfeld te wagten was, als men 't Kasteel agter wege liet.’Ga naar margenoot+ De Staaten, nogtans, lieten zig niet beweegen, door deeze redenen: maar weezen hiertegen aan ‘dat Groningen, voortwintig jaaren, door eenige Spaanschgezinde wargeesten, van 't gemeen Verbond afgescheurd zynde, onder deksel van zogenaamde voorregten der Stad boven de Ommelanden; sedert, geweldiglyk, over de Ommelanden, geheerscht, en ter be- | |
[pagina 99]
| |
looninge van zulk een' dienst, in Spanje, verscheiden' schandelyke en harde Privilegien verkreegen hadt, die men nu, na de hereeniging, nog wilde doen gelden. Dat men, trotselyk dryvende, dat der Staaten uitspraak niet stryden mogt met de Privilegien, waardoor men deeze Spaansche gunsten verstondt; de Regtsoefening, door voorwendsels van oproer, gehinderd, de schatting en de verpagting der gemeene middelen belet, de verponding op de huizen platuit geweigerd hadt. Dat men zig vergeefs beriep, op het verdrag van den jaare 1594, welk, zo dikwils, door de Stad, overtreden was. Dat de Staaten genoodzaakt waren, zig van de Stad te verzekeren, tot voorkoming van zulk eene dwinglandy, als 'er voorheen geoefend was. Dat zy noch wil noch magt hadden, om het Kasteel te gebruiken, tot iemants onderdrukking; maar dat zy 't alleen tot beteugeling der kwaaden en tot bescherming der goeden zouden doen dienen.’ Men ging dan voort, met de opregting van 't Kasteel, waartoe die van Friesland wakker de hand leenden. Midlerwyl, zat de Regeering te Groningen wel agt weeken bedryveloos. De Kamer der Staaten van 't gewest was ook geslooten. De Burgery deedt eene bezending naar den Haage, die, uit haaren naam, onderwerping aanboodt, en gyzelaars uit de aanzienlykste Ingezetenen, voor de naarkoming van 't gene men hun opleggen zou, | |
[pagina 100]
| |
mids maar 't Kasteel agterbleeve. Doch 't baatte even weinig. Op den naam der Staaten van Stad en Lande, werdt ook eenige afslag verzogt van de geëischte agterstallen. Doch de algemeene Staaten weigerden den afgezondenen gehoor, voor zy vier tonnen schats hadden opgebragt: die, door middel van 't Krygsvolk, eerlang, werden ingevorderdGa naar margenoot+Ga naar voetnoot(k). Voorts, werdt de Regeering der Stad veranderd, en vreedzaamer of rekkelyker mannen, in de plaats der voorige onverzettelyken, gekooren: waarna het gewest, eindelyk, in rust raakte. De belastingen werden 'er, sedert, gebragt op den zelfden voet, als in HollandGa naar voetnoot(l) Ga naar margenoot+ De geschillen over den Impost op het Hoornvee en de weilanden, die de Steden van Friesland doordryven wilden, doch waartoe die van Oostergo en Westergo niet verstaan konden; hadden dit gewest, sedert eenigen tyd, ook jammerlyk verdeeld. De tweedragt werdt gevoed, door zulken, die, de hoogste ampten van Regeeringe voor zig zelven zoekende, anderen, in 't verkrygen derzelven, dwarsboomden, waartoe men zig bediende van de oneenigheid over den Impost. Zo ver liep het eindelyk, dat een deel der Staaten, te Leeuwaarden, een ander deel, te Franiker, vergaderende, de Regeering en geldmiddelen van 't gewest deerlyk vaneen scheurde. Graaf Willem, om deezen twist te slissen, bediende zig, eerst, van 't gezag des Hofs van Friesland, | |
[pagina 101]
| |
tegen de Leden, die zig afgezonderd hadden. En toen men dit weigerde te erkennen, nam hy zyne toevlugt tot de wapenen, zonder zig te stooren, aan 't gene hem naarging, dat hy, de wetten met voeten treedende, zig dagt meester te maaken van de Regeeringe. Eindelyk, kwamen de Staaten der andere gewesten tusschen beideGa naar voetnoot(m), door welker bemiddeling, de geschillen, in der minne, bygelegd, en de zaaken, in de voorige rust en eendragt, hersteld werdenGa naar voetnoot(n) |
|