Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXII.
| |
[pagina 92]
| |
gevoegd werdenGa naar voetnoot(z). Men bemandeze, eerst, met bezoldigde roeijers. Naderhand, werden 'er misdaadigen op gebannen. 'tGa naar margenoot+ Land hadt veel dienst van deeze galeien, by stille zee; wanneer de grootste alleen verscheiden' vyandlyke schepen durfde aantasten, en dezelven somtyds, merkelyke schade toebragt. Zelfs ondernamen de roeijers, van weinige sloepen gevolgd, op eenen donkeren nagt, de groote galei de Schelde op, en, tusschen de vyandlyke schansen door, tot voor Antwerpen, te voeren: vanwaar zy een schip, dat drie laagen geschuts ophadt, en zeven kleineren, te rug sleeptenGa naar voetnoot(a), terwyl de trompetters 't bekende deuntje, Wilhelmus van Nassouwe, bliezen; waarby zig eenige burgers, der Staatsche zaake toegedaan, niet zonder gevoeligheid, de voorige dagen te binnen bragtenGa naar voetnoot(b) |
|