Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 76]
| |
XX.
| |
[pagina 77]
| |
voeren. Oostende zelf werdt, sedert eenigen tyd, met zeven schansen, beslooten gehouden, door den vyand, die der Staatsche bezetting, hierdoor, het uitloopen en het ophaalen van brandschatting, ten platten lande, dagt te beletten: 't welk egter niet altoos gelukte. 't Ontzet van Oostende was, derhalve, ook een der oogmerken van den Vlaamschen togt. Ernst van Nassau werdt, op den, eenentwintigsten van Zomermaand, met eenige schepen, vooruit gezonden, om de schans Filippine te bemagtigen:Ga naar margenoot+ 't welk hem gelukte. 't Leger, daarna, aan land gezet zynde, werdt verdeeld in drie hoopen, over welken Graaf George van Solms, Graaf Ernst van Nassauen de Ridder François Vere, wiens beschryving van deezen togt nog voorhanden, en, hier en daar, door ons, gevolgd is, het gebied voerden. De Ruitery, in zeven hoopen verdeeld, stondt, onder Graave Lodewyk van Nassau. De Prins zelf liet zyn oog en zorg over alles gaan. De Staaten hadden, midlerwyl, brieven gezonden aan die van Brugge en Gend, met vermaaning, dat zy, gedagtig des voorigen Bondgenootschaps, zig by hen voegen wilden, tot bescherming der gemeene vryheid. Doch zo weinig vrugt deeden deeze Brieven, dat die van Brugge de bezetting des Aartshertogs, tot nog toe geweigerd, nu innamen, en het Staatsche Leger, dat, door Ekelo, Maldeghem en Male, derwaards toog, uit grof geschut, begroetten, zonder 'er egter merkelyke schade aan te doen. De vyand hadt, | |
[pagina 78]
| |
op 't naderen der Staatschen, verscheiden' schansen in deezen oord verlaaten, die de Prins, terstond, bezetten deedt, Hierdoor raakte de weg open naar Oostende: werwaards de Graaf van Solms de Afgevaardigden der Staaten geleidde. Hy sloeg zig, daarna, de Albertus schans overmeesterd hebbende, met een derde deel des Legers, voor Nieuwpoort. 't Overig heir en Prins Maurits volgden hem eerlang, en men maakte alles gereed, om de Stad aan te tasten.Ga naar margenoot+'t Leger hadt, op deezen togt, groot gebrek aan drank gehad, onder anderen doordien wel twintig vaartuigen der Zoetelaaren, die hun, over zee, zouden volgen, door Spinolas galeien, waren aangetast en weggenomen: een ongeluk, dat zy zig zelven wyten moesten, als hebbende, om anderen de winst af te snyden, het geleide der Oorlogsschepen niet willen afwagtenGa naar voetnoot(w). Doch na dat, wat laater, de Heer van Warmond, Spinola aangetast, en, met het opsteeken van den wind, merkelyke voordeelen op hem behaald hadt, werdt hem de kleine winst, met groote schade, betaald gezetGa naar voetnoot(x) Ga naar margenoot+ De Aartshertog, ondertusschen, al te onzagt gewekt, door den inval van een gantsch Leger, met den Veldheer aan 't hoofd, in het rykste zyner gewesten, verzamelde in alleryl, een Leger by Antwerpen, de muitelingen te Hamont en elders, | |
[pagina 79]
| |
door bidden en belooven, bewoogen hebbende; om zig, uit overweeging van 't gemeen gevaar, te velde te begeeven. Izabelle zelve heeft, zo verzekerd wordt, 't oproerig Krygsvolk te Diest, in persoon, opgewekt tot zynen pligt; en, onder 't wyzen op haare oorsierselen, betuigd, dat zy liever alle zulke tekens der Vorstelyke grootheid wilde missen, dan dulden, dat de soldaat, die zig behoorlyk kweet, onbetaald bleeveGa naar voetnoot(y). Zo gehertigd, trekt het heir,Ga naar margenoot+ welk op tienduizend knegten en zestienhonderd paarden geschat werdt, met Albertus aan 't hoofd, op naar Nieuwpoort, met zo groot een spoed, dat Maurits knegten, verbaasd over 't gerugt van 's vyands aankomst, uit sommige schansen verliepen, eer zy hem nog gezien hadden: anderen, gelyk Oudenburg en Snaaskerke, terstond opgaven. Te Snaaskerke, hadt de bezetting 't leeven bedongen; doch werdt, desonaangezien, naderhand, in koelen bloede, vermoord. Albertus weet dit schelmstuk den muitelingen, als hadden deezen hunne trouw jegens den Vorst, met trouwloosheid tegen den vyand, willen toonenGa naar voetnoot(z). In 't heir voor Nieuwpoort, was de ontsteltenisGa naar margenoot+ weinig kleiner. De tyding van 's vyands aankomst kwam hier, des nagts, na den eersten van Hooimaand. En veelen hebben gemeend, dat de zaaken der Vereenigde Staaten, in langen tyd, zo gevaarlyk | |
[pagina 80]
| |
niet gestaan hadden. 't Leger lag nog onbeschanst, en 't was nu te laat, om hieraan de hand te slaan. 't Gewest rondsom was in 's vyands magt, weshalve van daar, geen toevoer te wagten stondt. Ook niet van Oostende, alzo Albertus bereids tusschen deeze Stad en Nieuwpoort was aangekomen. Ondertusschen, wagtte men, onbereid en verspreid, alle uuren, overvallen te worden van den vyand, die hier zyne magt byeen hadt, en uit der aart heet naar den stryd was. Maurits nogtans,Ga naar margenoot+ wien 't nooit aan moed mangelde, zondt Graaf Ernst, voor dag, met negentien vendels knegten, vier kornetten paarden en twee stukken geschuts, naar de brug by Leffinghem, daar Albertus over moest, met last, om hem dien doortogt te betwisten, of, zo dit mislukte, hem zo lang op te houden, tot het Leger behoorlyk geschaard kon worden. Doch Ernst, hoe zeer hy zig haastte, vondt den vyand reeds aan deeze zyde der brugge, die, bespeurende, hoe weinig volks de Graaf by zig hadt, hem, met al zyne magt, aanviel, en, met verlies van agthonderd man, noodzaaktete te wyken. Een gevangen, de tyding deezer nederlaage, in 's Prinsen Leger brengende, werdt, op bevel, zyner Doorlugtigheid, doorschooten, op dat hy 't niet na vertellen zouGa naar voetnoot(a). Ga naar margenoot+ Dit gevegt hadt den vyand egter lang genoeg opgehouden, om Prinse Maurits ge- | |
[pagina 81]
| |
legenheid te geeven, tot het verzamelen en schaaren van zyn Leger. Hy voerde het zelfs, gelukkiglyk, te rug, over de haven van Nieuwpoort, naar den kant van Oostende, vanwaar de vyand verwagt werdt. De Ridder Vere hadt hier het bevel over den voortogt, uit zesentwintighonderd Engelschen en agtentwintighonderd Friezen bestaande. De Graaven George van Solms en Ernst van Nassau gebooden over den middeltogt en agterhoede. Voor Nieuwpoort, waren eenige vendelen gebleeven, om der bezettinge het uitvallen te beletten. Voorts, hadt de Prins de schepen, die, hieromtrent, in grooten getale, lagen, van land doen steeken, op dat den zynen de gelegenheid tot vlugten benomen mogt zyn. In deezen staat, verwagtte men den vyand, hebbende de zee ter linker-, de duinen, ingenomen door den Ridder Vere, ter regterzyde, en Nieuwpoort van agteren. DeGa naar margenoot+ Aartshertog, midlerwyl, genaderd met zyn Leger, welk, insgelyks, in drie hoopen verdeeld was, sloeg zig neder, in 't gezigt der Staatschen, in de duinen, en op't strand, daar hy zyn volk, eenige uuren, deedt uitrustenGa naar voetnoot(b). Vast lei hy in beraad, of men den Staatschen hadt aan te tasten, of in te sluiten. Doch de meesten neigden tot den slag: waartoe de knegten, aangemoedigd, door de pas behaalde overwinning, zig ook bereid toonden. De Legerhoofden verzuimden niet, hen verder te noopen tot hunnen pligt. | |
[pagina 82]
| |
Maurits bleef hiervan, aan onzen kant, ook niet in gebreke; maar, rydende, verzeld van zynen broeder, Graave Henrik Fredrik, het gantsche Leger door, stelde hy elk voor oogen, hoe groot thans het gevaar ware, en hoe eerlyk de dapperheid en de overwinning zyn zouden. Daarop,Ga naar margenoot+ besluit hy, zelf den slag te beginnen. Twee stukken geschuts, opgesleept tegen de steilte der duinen, worden, omtrent ten twee uuren na den middag van den tweeden van Hooimaand, gelost op den vyand, die, met agt stukken, van 't vlakke strand, op de onzen vuurde. Maar de Staatsche Oorlogsschepen, afgeweeken naar Oostende, noodzaakten hem, met schieten, hooger op 't strand, en tot in de duinen te wyken. Hier werdt, drie of vier uuren lang, hevig gevogten, met ongelyke uitkomst van wederzyde, naar dat de eene of de andere party het voordeel van de plaats hadt weeten te bekomen. De Ridder Vere, zelf vegtende onder de voorsten, en zyn paard verlooren en twee wonden bekomen hebbende, week niet uit den stryd, voor hy dien zynen Broeder, Horatio, die, midlerwyl, met versch volk, genaderd was, hadt aanbevolenGa naar voetnoot(c). Horatio vogt, als wanhoopig, verslaande, met zyn volk, wel agthonderd man, in de delling, tusschen twee duinenGa naar voetnoot(d). De vyand drong, daarna, zo sterk in op de onzen, dat een deel derzelven aan 't | |
[pagina 83]
| |
vlugten raakte. De wanorde, hierdoor veroorzaakt, werdt egter spoedig hersteld, alzo Maurits, geraaden gevonden hebbende, by hoopen, aan te vallen, geduurig versch volk gereed hadt, om den bezwykenden by te springen. De Ruitery was ook slaags geraakt; niet zonder dat Graaf Lodewyk, die, van pas tien man verzeld, vooruit gereeden was, groot gevaar zyns leevens liep: hoewel hy, door den Ritmeester Kloet, nog gelukkiglyk gered werdt. Walraven, Baron van Gend, werdt, by deeze gelegenheid, gewond. Laat in den nademiddag, begon de hitte des gevegts een weinig te verflaauwen van wederzyde: wanneer de Prins besloot, zig te bedienen van zyne Ruitery, die minst geleeden hadt, en nergens te kort geschooten was, om een einde van den stryd te maaken. Twee Kornetten, een van Vere en een ander onder Balen, werden by 't geschut geplaatst, om den vyand, in een nieuw gevegt, in te wikkelen. Albertus, die ook gaarne een einde van den stryd zag, zendt 'er zyne Ruitery op af, die zo hevig begroet wordt, uit het geschut, dat zy, een en andermaal aan 't wyken gebragt, eindelyk, met groot verlies, op de vlugt gejaagd werdt. Toen drongen onze regementen aan op 's vyands voetvolk, welk ook, eerlang, genoodzaakt werdt te deinzen. Veel hielp het den onzen, dat zy de zon en wind van agteren, de vyand, daarentegen, dezelven vlak in 't gezigt hadt, zonder dat Maurits hem toeliet, te wisselen van standplaatse, waartoe | |
[pagina 84]
| |
hy, dikwils, zyne uiterste poogingen aanwendde. Voorts, stonden 's vyands stukken in 't gulle zand, daar zy, door hunne zwaarte en 't afschieten, diep inzakten; de onzen, daarentegen, op eenen vloer van planken, waardoor zy wisser troffen. Ook raakte de brand in 's vyands buskruid, 't welk eene bystere wanorde veroorzaakte. De Aartshertog, nogtans, zo lang hem eenige hoop overschoot, reedt door zyne slagorde, en, zelfs met ongedekten aangezigte, aan op de onzen; by welke gelegenheid, hy met een' piek in 't oor gekwetstGa naar margenoot+ werdt. Doch toen nu alle hoop uit was, besloot hy af te trekken, gelyk, des avonds, ten zeven uuren, geschiedde. Hy was zo dra niet geweeken, of zyn volk sloeg, wyd en zyd, zonder orde, aan 't vlugten. Een hoop Hoogduitschen alleen trok in goede orde af. De verstrooide vyanden werden, door de onzen, vervolgd en afgemaakt, ofGa naar margenoot+ gevangen genomen. De zege was volkomen aan de zyde der Staaten, schoon zy niet zonder bloed verkreegen was. Men rekende het verlies, aan onzen kant, op omtrent duizend man, behalve de agthonderd, die, des morgens, onder Graave Ernst, waren gesneuveld. Van 's vyands zyde, werden 'er omtrent drieduizend verslaagen:Ga naar margenoot+ veelen gevangen genomen, en, onder de aanzienlyksten, de Admirant van Arragon, die, terwyl 't gevegt nog hagchelyk stondt, van zyn paard geworpen zynde, den onzen in handen gevallen was. Al 't geschut en eene groote menigte vendels en stan- | |
[pagina 85]
| |
daarden des vyands werden veroverd: doch eenige gevangenen, daarna, door de onzen, voor en binnen Oostende, uit weêrwraak, in koelen bloede, omgebragtGa naar voetnoot(e). De Prins, ongeraaden vindende, den vyand langer te vervolgen, zonderde eenige uitgelezen' ruiters en knegten af, t' eener verzekering, tegen onvoorziene toevallen des krygs, en vernagtte toen, in de duinen. Opmerkelyk is, 't gene sommigen, voor waarheid, verhaalen, dat Filips Willem, Prins van Oranje, geduurende den slag, alle zyne paarden gezadeld, en veele bedienden op de toegangen hieldt, om de eerste tyding te hebben van de uitkomst van eenen stryd, waarvan, zo hy meende, zyne behoudenis afhing; hebbende den Aartshertog zig laaten verluiden, dat hy, de overwinning behaalende, Maurits en Henrik Fredrik gevangen naar Spanje zou voeren: 't welk, zo 't gebeurd ware, Filips Willem ook voor zyne eigene vryheid zou hebben doen vreezen: waarom hy, op zulk eene maare, terstond de vlugt zou genomen hebben. Ook deedt hy, terwyl de stryd duurde, niet dan bidden dat zyne broeders overwinnen mogtenGa naar voetnoot(f). 's Daags na den slag, begaf Prins Maurits zig naar Oostende, daar de Afgevaardigden der Staaten, den voorgaanden dag, in grooten angst, gesleeten hebbende, nu, meer dan ooit te vooren, door's Prinsen | |
[pagina 86]
| |
aankomst, verkwikt werden. De zege werdt, met vuurige dankzeggingen aan Gode, erkend. Maurits zelf verscheen, met het stokje van la Barlotte, in de Kerke, daar de Predikant Joannes Uitenbogaard, op 's Prinsen verzoek, door de Staaten van Holland, naar 't Leger, gezondenGa naar voetnoot(g), eene gepaste rede deedt, over een gedeelte des honderdenzestienden Psalms:Ga naar voetnoot(h). Over de maaltyd, waartoe ook de gevangen Admirant genoodigd was, schoot de Prins uit, dat deeze nu gelegenheid hebben zou, om Holland te zien, waarnaar by, reeds meer dan vier jaaren, verlangd hadtGa naar voetnoot(i). Ook werdt hy, eerlang, op't Huis te Woerden, en daarna,Ga naar margenoot+ in den Haage, gevangen gezet. Sommigen melden, dat eenigen van's Prinsen hovelingen, van deezen tyd af, oneenigheid hebben begonnen te verwekken, tusschen den Prinse en de aanzienlyksten onder's Lands Staaten: welke laatsten zy ook by 't gemeen in veragtinge poogden te brengen, verspreidende, datze dapper in 't raadgeeven waren, wanneer zy zelven buiten gevaar bleeven, terwylze den Veldheer en't gantsche Leger, tot hunne byzondereGa naar margenoot+ beveiliging, in zo groot een' nood gebragt haddenGa naar voetnoot(k). Ook blykt, van elders, dat de Advokaat Oldenbarneveld, die thans wel 't meeste gezag dadt onder de Staaten, en | |
[pagina 87]
| |
nevens andere Gemagtigden, te Oostende, geweest was, omtrent deezentyd, bedugt werdt, dat de Prins fiondt naar deopperfste magt in't Land, immers naar meerder gezag, dan hy tot nog toe gehad hadtGa naar voetnoot(n). Doch wat in hem deeze vrees verwekte, vind ik nergens, duidelyk, aangeweezen. 't Blykt wel, dat sommigen, met naame Karel Roorda, een Friesch 'Edelman, al sedert eenige jaaren, diergelyke gedagten van Graave Willem Lodewyk, en zelfs van Prinse Maurits gevoed, en zig, deswege, by monde en geschrifte, scherp genoeg verklaard haddenGa naar voetnoot(o): waaruit een hevige twist tusschen den Stadhouder van Friesland en Roorda onstaan was. Ook vindt men, dat Roorda, die zeer gedraagen werdt, door de Zevenwolden, in't jaar 1597, aan die van Enkhuizen, waarschuwender wyze, gefchreeven hadt ‘dat men op zyne hoede zyn moest, regen de oogmerken van het Huis van NassauGa naar voetnoot(p).’ Doch dat de vrees van Oldenbarneveld, van elders, en niet uit het schryven van Roorda, ontstaan moet zyn, is, hieruit, af te neemen, dat de Staaten van Holland Roordas schryven zeer euvel opgevat, en zig, deswege, by de Staaten van Friesland, ernstelyk, beklaagd hebben, den goeden naam van Prinse Maurits en Graave Willem, te gelyk, uit | |
[pagina 88]
| |
al hun vermogen, verdedigendeGa naar voetnoot(q). Midlerwyl, hadt het tegen woordig misverstand tusschen den Prins en de Staaten, en tusschen de gewesten onderling, zelfs in Engeland, gerugt gemaakt: waarom de Koningin hen, door den Heere Karon, gewoonlyken Agent der Staaten aan haar Hof, en door, George Gilpin, die, van haaren wege, in den Raad van Staate, zat, tot eendragt deedt vermaanenGa naar voetnoot(r). Ga naar margenoot+ De Aartshertog verloor den moed niet, door zyne nederlaage. Hy deedt, terstond, Oudenburg en de andere schansen hieromtrent voorzien van meer bezetting. Ook werdt 'er meer volks binnen Nieuwpoort gebragt. Doch 't weder, schoon 't midden in den Zomer was, werdt, omtrent deezen tyd, zo regenig en onstuimig, dat Maurits, die, vier dagen na den slag, wederom voor Nieuwpoort gekomen was, eerlang, besloot, de Plaats te verlaaten. Hy ondernam toen 't beleg der Izabelle-schanse by Oostende,Ga naar margenoot+ alwaar la Barlotte doorschooten werdt. Doch gelyke zwaarigheden noodzaakten hem, ook hier, de belegering op te breeken: waarna hy, geenen kans ziende, om iet voordeeligs in Vlaanderen te verrigten, tegen het einde van Hooimaand, te Oostende, scheep ging, en, naar Holland keerdeGa naar voetnoot(s). Het overig deel des jaars werdt, van wederzyde, zonder verdere onderneemingen van van eenig gevolg doorgebragt: ter- | |
[pagina 89]
| |
wyl de onzen zig over eenen gelukkigen veldslag, de vyanden over de behoudenis van Vlaanderen verheugen konden. Een deel onzes Legers bleef eene wyle in Brabant, zonder iets van belang uit te rigten. |
|