Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXV.
| |
[pagina 56]
| |
ning van Spanje den Ingezetenen der Vereenigde Gewesten, doorgaans, oogluikende toeliet, op vreemde naamen handelte dryven in zyne Ryken: welken zy, en byzonderlyk de Hollanders en Zeeuwen, gewoon woon waren, te voorzien van hunne eigene en van allerlei Noordsche en Oostersche waaren, die Spanje en Portugal niet ontbeeren konden. Voor deeze waaren, bragt men goud en zilver en andere Indische en Spaansche vrugten herwaards te rug, en styfde 's Lands kas, uit de winst van deezen handel. Maar de jonge Koning, Filips de III, bevroedende, dat de Staaten de middelen om hem te beoorloogen, voornaamlyk, trokken uit zyne eigen' Ryken, besloot eenen anderen voet te volgen, en den weêrspannigen Nederlanderen den handel te verbieden: gelyk, na het beslaan van een groot getal van schepen, en na het kwellen en mishandelen van 't bootsvolk, welk, gedeeltelyk, op 's Konings galeien gesmeeten werdt, op 't einde des voorleeden jaars,Ga naar margenoot+ geschied wasGa naar voetnoot(i). In de Nederlanden, kwam ook een Plakaat uit, op den naam der Infante Izabelle, waarby de Vereenig de Staaten werden afgemaald, als afkeerig van de vrede, en deeze afkeerigheid vertoond, als spruitende uit hoogmoed over hunnen voordeeligen Koophandel, die hun, hierom beide in Bourgondie en in de Nederlanden, strengelyk verbooden werdtGa naar voetnoot(k). Bystere | |
[pagina 57]
| |
ontsteltenis baarde dit Plakaat onder de Vereenigde Staaten die voor verloop des koophandels en voor oproerigheid onder 't bootsvolk vreesden. Zy verlooren egter den moed niet. Maar, bezeffende, dat Filips zwakst was in zyn eigen Ryk, beslootenze hem ter zee te beoorloogen, 't welk hem zyne eigen' behoefte leeren, en te gelyk het bootsvolk aan weérwerk helpen zou. Zy verbieden dan, op hunneGa naar margenoot+ beurt, by openbaar Plakaat, allen toevoer naar Spanje, zo van leevensmiddelen, als van alle andere koopmanschappen, niet slegts aan hunne eigene onderzaaten; maar aan alle andere volken, dreigende deeze Koopmanschappen, en de schepen of wagens, waarmede zy vervoerd werden, als vyanden goed, te zullen naar zig neemenGa naar voetnoot(l). De afdruksels van dit Plakaat werden, alomme, buitens Lands, verzonden. In Frankryk, werdt verklaard, dat, wie, binnen zes maanden, op Spanje voer, zulks op zyn eigen gevaar doen zou. In andere Landen, deedt men 'er 't zwygen toe. De Koning van Deenemarke weigerde 't Plakaat af te kondigen, schoon hy 'er, door eene bezending van wege de Staaten, toe verzogt wasGa naar voetnoot(m). Midlerwyl, wasGa naar margenoot+ men vlytig bezig, om eene Vloot in zee te brengen. De kosten, hiertoe vereischt, werden, gedeeltelyk, gevonden, uit een lastgeld van drie guldens van 't last op de | |
[pagina 58]
| |
groote, twee op de kleine schepen, en twaalf stuivers op de schuiten: een middel, welk, te vooren, dikwils, voorgeslaagen was; doch nu eerst, schoon niet zonder moeite met sommige StedenGa naar voetnoot(n), ingevoerd werdtGa naar voetnoot(o). Elk stondt verbaasd, over deeze onderneeming der Staaten, diergelyke Filips de II, meer dan eens, en zo deerlyk, voor elf jaaren, mislukt was. In den voorzomer, hadt men ruim zeventig schepen in gereedheid gebragt, die, onder 't beleid van Jonkheer Pieter van der Does, op den vyfentwintigsten van Bloeimaand,Ga naar margenoot+ uit de Maaze, in zee staken. De Admiraal hadt last, om de Spaansche Vloot, die in de Corunha werdt toegetakeld, aan te tasten en te vernielen, de Westindische schepen te plonderen, en de Spaansche zeekustenGa naar margenoot+ af te loopen. Een gunstige wind voerde de Vloot, op den elfden van Zomermaand, voor de Corunha; doch de Spaansche schepen, geweeken tot onder 't geschut van 't Kasteel, weigerden uit te komen. De Staatsche Vloot werdt, ondertusschen, uit het Kasteel, uit eene sterkte daarby, en van de schepen, zo vinnig begroet, met grof geschut, dat de Admiraal, geenen kans ziende, om de Spanjaards te noodzaaken tot een zeegevegt, te raade werdt, den vyand, aan eenen anderen oord, afbreuk te doen.Ga naar margenoot+ Voortgezeild, tot voor den mond van de Taag, sloegen sommigen voor, Lisbon aan | |
[pagina 59]
| |
te tasten. Doch deeze voorslag werdt van de hand geweezen, alzo men voor vast hieldt dat de Spaansche heerschappy, hier, in zo lange vrede, reeds genoeg bevestigd zou zyn. Ook was te wagten, dat de Bevelhebber in zulk eene groote Stad, tegen eene Vloot, die men lang te gemoet gezien hadt, genoeg op zyne hoede zyn zou. Men vervolgde dan den togt, tot aan de Kanarische Eilanden, tegen de kust van Marokko, in den Oceaan gelegen, en voorlang behoorende onder 't gebied van Kastilie. Voor 't Kasteel van groot Kanarie, hetGa naar margenoot+ voornaamste der Eilanden, naderde de Vloot op den zesentwintigsten van Zomermaand. Van der Does deedt, terstond, het Kasteel beschieten. De Eilanders, te paarde en te voet, langs 't strand, geschaard, schooten, van hunnen kant, met pylen en musketten. Ook werdt 'er, van 't Kasteel, vinnig gevuurd. De Admiraal beval, desonaangezien, de sloepen uit te zetten, viel, onder de eersten, over, en sprong in 't water toen de droogte hem en de zynen verhinderde, digter te naderen, met de sloepen. Onder 't landen, werden veele Vlootelingen gekwetst, door 't schietgeweer der Eilanderen. Van der Does zelf kreeg drie ligte wonden. 't Kasteel nogtans, terstond zynde opgeëischt, werdt,Ga naar margenoot+ schoon van alles voorzien, in de eerste verbaasdheid, overgegeven, na dat de Eilanders, die de landing hadden willen beletten, naar de Stad Allagona gevlugt waren. Voor deeze Stad, sleepte men, eerlang | |
[pagina 60]
| |
ook 't grof geschut, waamede eenige dagen gesleeten werden: binnen welken, de Ingezetenen zig zelven en hunne meeste kostelykheden, in ongenaakbaare rotsen of enge paden, verstaken. De Stad werdt, terstond, in genomen: nog twee andere Kasteelen verlaaten. De meeste Eilanders wisten zo weinig wat vyand zy voorhadden, dat een moor, overloopende, met aanbieding van den Christelyken Godsdienst te willen verzaaken, zyn leeven meende te behouden. Eenige hoopen der onzen, op buit uitgegaan, werden geslaagen van de Eilanders, die, hunne armoede voorwendende, tot geen vryk oopen van leeven enGa naar margenoot+ goederen verstaan konden. Men stak dan den brand in de Stad en Kasteelen, welk lot ook Gomera trof, dat, verlaaten van zyne Ingezetenen, open gevonden werdt. De Admiraal, bevroedende, dat hy, tot het plonderen der zeekusten, zo veele schepen niet noodig hadt, zondt de helft zyner Vloote, met den buit, naar huis, die, onder weg, van eenen hevigen slorm overvallen, in Herfstmaand, nogtans, in behouden haven te rug kwam. Met de overige schepen, besloot van der Does te zeilen naar Brazil, een ryk gewest in Amerika, onder Portugal staande. Hy voer de Eilanden van Kabo Verde en de geheele zeekust van Afrika voorby, zonder iemant te beschadigen, bemagtigde, daarna, eenige Spaansche Koopvaardyschepen, en, gekomen aanGa naar margenoot+'t Eiland S. Thomé, besloot hy, tot zyn ongeluk, zig aldaar te ververschen. Het | |
[pagina 61]
| |
Eiland staat, insgelyks, onder Portugeesch gebied. De landing geschiedde, schier zonder tegenstand. Ook werdt de Stad Pavoaza ligtelyk bemagtigd en geplonderd. Doch 't Kasteel, bewaard door Don Francisko de Menezes, werdt eerst behoorlyk opgeëischt, na dat 'er 't geschut voor geplant was, en toen, terstond, overgegeven. De Stad werdt, tot spyt der onzen, door de Eilanders zelven, in den brand gesteken. De Nederlanders hadden niet lang op dit Eiland geweest, ofzy werden aangetast van van eene hevige en besmettelyke ziekte, verootzaakt, door de onmaatige hitte der Lugtstreeke, door het overvloedig gebruik van ongewoone vrugten, en, waarschynlyk, ook door het vuurig boeten van geile lusten, daar de natuur van 't gewest en de gewoonte der Eilanderen de vreemdelingen toe aandryft. De Admiraal van derGa naar margenoot+ Does, zeer zwaarlyvig en vet, overleedt, na twee dagen, niet zo zeer van ziekte, als door overmaat van hitte. Zyne dood baarde groote verslaagenheid onder de zynen. Men begroef het lyk diep onder de aarde, en spoedde zig, om dit doodelyk gewest te verlaaten. In volle zee, vervolgde de besmettelykheid van S. Thomé de Vlootelingen, onder welken 'er wel duizend in vyftien dagen tyds stierven. Nogtans zeilde men voort, onder 't bevel van Jonkheer Gerard Storm van Wena, die ook op de t'huisreize ovrleedt, naar de kust van Brazil, daar weinig buits behaald werdt. | |
[pagina 62]
| |
De aanhoudende ziekte onder 't bootsvolkGa naar margenoot+ dreef de Vloot naar huis: die, onder gemaatigder lugtstreek, met eene nieuwe kwaale, de scheurbuik, bezogt werdt, welke ook voor veelen doodelyk geweest is. Hierop volgde een storm, die gevaarlyker was, om dat de schepen gebrek aan volk, en veele zieken hadden. Twee Hopluiden waren 'er slegts in 't leeven gebleeven, en men vondt schepen, die maar zes gezonde mannen t' huis bragten. Eenigen liepen in Engeland in: anderen, gints en herwaards verspreid, zyn, tegen 't einde van den winter, in 't Vaderland te rug gekomen. Een schip is, door gebrek van volk, verlaaten: een ander, voor Sluis, den vyand in handen gevallenGa naar voetnoot(p). Zo ongelukkig een' uitslag hadt deeze grootsche onderneeming der Staaten, die, mids de zwaare schatten, welken 'er aan besteed waren, den Landen lang lastig gevallen is. Ga naar margenoot+ De Koning van Spanje, kennis gekreegen hebbende van den inval der Staatschen in de Kanarische Eilanden, hadt zyne Vloot, uit de Corunha, derwaards, doen zeilen; doch daarna verneemende, dat Kanarie wederom verlaaten was, haar belast, naar Tersera te spoeden, en de Westindische Vloot, van daar, naar Spanje te geleiden. Maar hier gekomen, beliep haar een felle storm, die de schepen verstrooideGa naar voetnoot(q). | |
[pagina 63]
| |
was, in Engeland en hier te Lande, zeer bekommerd geweest, wegens deeze Vloote: en de Staaten hadden den Admiraliteiten reeds last gegeven, om een goed getal van Oorlogsschepen, omtrent de Vlaamsche kusten, te houden, tot hulp van Engeland, of tot bescherming deezer LandenGa naar voetnoot(r). De Duinkerkers, sedert eenige jaaren,Ga naar margenoot+ den Hollanderen en Zeeuwen veel nadeels gedaan hebbende, met kaapenGa naar voetnoot(s), werden, ten deezen tyde, een weinig beteugeld, door 't neemen van vyf hunner schepen, waarvan 't volk, met de galge, gestraft werdt. 't Welk, voor eene poos, ook stremde het misnoegen der Koopluiden, die, eenen geruimen tyd, over de onkunde der Raaden ter Admiraliteit, en over de lafheid der hoofdluiden ter zee, sterk geklaagd, en de geleigelden, al morrende, betaald haddenGa naar voetnoot(t). |
|