Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIV.
| |
[pagina 53]
| |
werden omgezet, door deeze redenen: doch eenigen, die jeugdig bloed in de aderen, of verdriet in de lasten des langduurigen oorlogs hadden, bleeven nog al dringen op slaan, zo ernstig, dat Maurits 'er toe gekomen zou zyn, waren de Legers, door 't gebroken Land, niet te zeer gescheiden geweestGa naar voetnoot(f). Doch zo heet als de Staaten geweest waren,Ga naar margenoot+ om den vyand aan te tasten, zo traag waren hiertoe gekomen eenige Vorsten in Duitschland. 't Raadpleegen zonder einde, de tweedragt, die 'er 't gevolg van was, hadden een volk, eertyds geagt voor onverwinnelyk, veragtelyk gemaakt, in de oogen der Spanjaarden. De Keizer, de Bisschoppen en andere Roomschgezinde Leden stemden den oorlog af. De Keurvorst van de Palts, die 'er voor scheen te yveren, wist 'er zig, eerlang, uit te draaijen, gebruik maakende van het voorbeeld van Ments en Trier. De Vorsten van Brunswyk, Hessen en Brandenburg waren de eenigsten, die, eindelyk, diep in den Zomer, omtrent Rynberk, een Leger byeen trokken van twaalfduizend knegten en tweeduizend paarden, waarover, gelyk wy gemeld hebben, de Graaf van der Lippe het opperbevel voerde; hoewe de Graaven van Hohenlo en van Solms, in schyn, den dienst der Vereenigde Staaten verlaaten hebbende, als Hoofden der Neder-Saxische en Rynsche Kreitsen, 't voornaam beleid | |
[pagina 54]
| |
der zaaken hadden. 't Leger, in 't beginGa naar margenoot+ van Hooimaand optrekkende, veroverde, met weinig moeite, de Spaansche schans voor Rynberk; maar de vesting zelve kon men, by mangel van stormgereedschap, niet aantasten. 't Ontbrak den Duitschen zelfs aan geschut, hebbende zy, alleenlyk, eenige stukken, ter sluik en tegen 't verbod des Keizers, bekomen van de Vereenigde Staaten. Ook kwamen de leevensmiddelen schaars by hen om, alzo de nabuurige Landen, gepaaid met goede beloften door de Spanjaards, den toevoer naar 't Leger verhinderden. Rynberk dan, eenigen tyd naauw beslooten geweest zynde,Ga naar margenoot+ werdt wederom verlaaten, en toen 't beleg geslaagen voor Rees, alwaar men toevoer uit de Vereenigde Gewesten verwagtte. De Kardinaal Andreas hadt het bevel over deeze vesting Graave Herman van den Berge toevertrouwd, die kleine konst behoefde, om eene Plaats te verdedigen, welke, door twistende hoofden, en luije, ongeoefende knegten, zonder behoorlyk Krygsgereedschap, werdt aangetast. Al in 't begin van 't beleg, sloot men een Bestand voor eenige dagen: na 't eindigen van welk, het werk egter traag voortging. De Staatsche delvers, die men nog bekomen hadt, hielden zelven den arbeid draagende, om te meer daggelden te verdienen. Zo slof werdt 'er ook gewaakt, dat de Spanjaard, tot drie reizen toe, versch volk in de Stad bragt. Met het begin van Herfstmaand, werdt zy egter opgeëischt; doch, naar krygsgebruik, | |
[pagina 55]
| |
te voorbaarig: waarom die van binnen, den trompetter vasthoudende, onverwagt, uitvielen op de belegeraars, tweehonderd derzelven versloegen en eenige stukken geschuts naar binnen sleepten. Al 't welk zo veel schriks in 't Leger baarde, dat men 'tGa naar margenoot+ beleg niet opbrak, maar schandelyk verliep, voorraad en schepen agterlaatende; die, door de Spanjaards en door de Duitschen zelven, geroofd werden. 't GantscheGa naar margenoot+ heir verstrooide, eerlang: zelfs verliep de bezetting uit de schans voor Rynberk, en uit Gennip, pas te vooren, ingenomen door Hohenlo, na dat het, om Rees te versterken, door de Spanjaards, verlaaten was. Veelen wendden voor, dat men hun geene oldy gaf: anderen, dat men hen slegts voor drie maanden aangenomen hadt, die nu verstreeken waren. Orsoi en Emmerik waren de eenigste Plaatsen, die nog, met weinig volk, bezet gehouden werdenGa naar voetnoot(g). Maurits bragt, in 't midden van Slagtmaand, nog eenig meerder volk, in EmmerikGa naar voetnoot(h). Dus vrugteloos liep deeze Duitsche togt af, van welken de Staatschen zig zo veel voordeels beloofd hadden. |
|