Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 47]
| |
nu genoegzaam eeniglyk op hem aan, wordende Graave Willem Lodewyk, door de Embder onlusten, in Friesland, den Ridder Vere, in Engeland, opgehouden. De andere Legerhoofden onthielden zig in Duitschland, om 't vuur des krygs daar aan te stooken. 's Prinsen Leger was niet boven de vierduizend man sterk, zynde de nieuwlings geworven' regementen nog niet aangekomen. En met deeze geringe magt moest hy den overtogt des Yssels en den Ryn, ter linker en ter regter zynde, beneden zo wel als boven, bewaaren, zynde het onzeker, werwaards zig de vyand wenden zou. In deezen stand der dingen, nam hyGa naar margenoot+ het Slot te Lobeth en de Kleefsche Plaatsen, welken hy, op 't einde des voorleeden jaars, te rug gegeven hadt, wederom in, sloeg zig, op nieuws, neder in de Geldersche Waard, en bezette de Betuwe; stellende bakens op de oevers, en bruggen over de stroomen leggende, om spoediger kondschap te konnen geeven en ontvangen. Voorts, wierpGa naar margenoot+ hy meer volks in Schenkenschans, en belemmerde, daar, den stroom, met twee hoofden van paalwerk; alzo men verspreid hadt, dat Mendoza eenige schepen, van Keulen, benedenwaards, dagt te voerenGa naar voetnoot(s). 't Geschut van Schenkenschans noodzaakte den vyand, die ook zeer afgemat werdt, door de ruitery van Nieuwmegen, om een gedeelte zyns Legers te verplaatsen: en toen zou de Prins, zyns oordeels, | |
[pagina 48]
| |
kans gehad hebben, om het andere gedeelte te te slaan, hadt het hem aan geen volk ontbroken. Mendoza hieldt hem, ondertusschen, door verscheiden' looze aanslagen, onzeker. En schoon hy, uit verspieders en gevangenen, vernam, dat men 't op Bommel gemunt hadt, durfde hy 'er zig, nogtans, niet volkomenlyk op verlaaten. Hy bleef dan daar hy was, zyn Leger egter, dag en nagt, tot den togt, vaardig houdendeGa naar voetnoot(t). Ga naar margenoot+ De vyand, door berigten uit het Alpisch gebergte, daar de Ryn zynen oorsprong heeft, verwittigd, dat 'er, deezen winter, weinig sneeuw gevallen was, beloofde zig ook weinig waters in de stroomen; en hadt, hierom, geoordeeld, dat hem het vermeesteren van Bommel en de Bommelerwaard niet veel werks zou behoeven te kosten, vooral, zo hy zyne magt, by hoopen, derwaards zondt, en Maurits, midlerwyl, voor Schenkenschans ophieldt. La Barlotte en Stanlei dan, zig gevoegd hebbende by Sapena, die, tot nog toe, te Gennip gebleeven was, sloegen eerst op weg, den zesden van Bloeimaand, van zins, om de Voornerschans te verrassen. Doch vindende deeze te wel bewaard, lietenze zig, eenen Staatschen uitlegger, door 't geschut, welk zy met zig gesleept hadden, verjaagd hebbende, met schuitjes, bekomen van's Hertogenbosch, by Rossem, over de Maaze zetten. Voorts doorliepenze de Bomme- | |
[pagina 49]
| |
lerwaard, na 't vedryven der weinige Staatche Ruiteren, die langs den dyk, heen en weder, reeden. Bommel nogtans, schoon genoegzaam open leggende voor geweld, hebbenze, of by uit onkunde van de gelegenheid, of by gebrek van bepaalden last, of van genoegzaame manschap, niet aangetastGa naar voetnoot(u). Op den tweeden, dag na deezen inval,Ga naar margenoot+ kwam Maurits, in persoon, binnen Bommel, daar hy den verschrikten burgeren moed insprak, de begonnen' vestingwerken voortdreef, en de Stad en de Hemertsche Waard van meer bezetting voorzag. De Spaanschen, Bommel laatende leggen,Ga naar margenoot+ hadden zig, ondertusschen, gewend naar de andere zyde van de Waard, daar zy, geholpen van de bezetting van Emmerik, die nu eerst de Plaats geruimd hadt, 't Huis te Hedel, en de schans Crevecoeur, gelegen op den Brabantschen bodem, na kleinen tegenstand, bemagtigdenGa naar voetnoot(v). Mendoza, opgebroken van voor Schenkenschans,Ga naar margenoot+ kort na 't vertrek van la Barlotte en de zynen, kwam, op den vyftienden van Bloeimaand, met het Leger, voor BommelGa naar voetnoot(w). Hy deedt zyn volk, dat, uit 's Hertogenbosch, langs eene schipbrug, by Crevecoeur, over de Maaze gelegd, van voorraad voorzien werdt, terstond, arbeiden om de Stad te naderen. Ook deedt hy eenen aanval op de buitenwerken der Stad; doch werdt, met groot verlies, af- | |
[pagina 50]
| |
geslaagen. Daarna besprong Maurits de vyandlyke Loop-schansen, daar van wederzyde, eenige schade geleeden werdt. 'tGa naar margenoot+ Beleg werdt flaauwelyk vervolgd, tot op den dertienden van Zomermaand, wanneer de vyand, met stille trom, opbrak van voor de StadGa naar voetnoot(x), wykende te rug, tot by Rossem.Ga naar margenoot+ De Prins, Bommel genoegzaam versterkt hebbende, legerde zig op 't Eiland van Voorne, alwaar hy de schans, te vooren gestigt, merkelyk verbeterde. Ga naar margenoot+ Midlerwyl hadt Mendoza, door geweld van schieten, zoeken door te dringen, tot in de Tielerwaard. Doch Graaf Ernst van Nassau, die, op een klein Eilandje in de Waale, post gevat hadt, verhinderde hem zulks. Maurits zelf, niet vergenoegd met zig en het zyne te beschermen, wierp eenig volk in de Bommelerwaard, op het Eiland, daar Herwerden legt, verschanste zig aldaar, wederstondt 'er den vyand, die tweeduizend man derwaards gezonden hadt; met hulp van den Heer de la Nouë, die, ondertusschen, met een Regement van tweeduizend Franschen, aangekomen was; en noodzaakte hem, eindelyk, met zwaarGa naar margenoot+ verlies, de wyk te neemenGa naar voetnoot(y). Doch daarna heeft Mendoza, een weinig laager post gevat hebbende, even boven Rossem, de schans S. Andries gestigt, die, bestrykende, ter wederzyde, de Waale en de Maaze, bekwaam was, om den weg te | |
[pagina 51]
| |
water en te lande, af te snyden. Met deezen arbeid, verliep de Zomer, waarna de Admirant, bezetting in deeze schanse gelaaten hebbende, het Leger deedt aftrekken naar Brabant, daar de soldaaten, zig wyd en zyd verspreidende, tot hunne voorige ongebondenheden, wederkeerdenGa naar voetnoot(z). Weinig scheelde het maar, of la BarlotteGa naar margenoot+ hadt, omtrent deezen tyd, Woudrichem verrast. Sammelende eene poos met beraadslaan, werdt hy, in 't loopen naar de poort, slegts een oogenblik, voorkomen, door zekeren burger, die, door den toorenwagter, gewekt was, en de Stad in roere bragtGa naar voetnoot(a). De vyand hadt wel vyftienhonderd man by zig: die, gedeeltelyk, in boerengewaad, gedost, en, met korte roers en opsteekers, voorzien, warenGa naar voetnoot(b). 't Vertrek van 't Spaansche Leger uit deGa naar margenoot+ Bommelerwaard gaf Prinse Maurits gelegenheid, om zynen Neef, Graaf Willem, met vyftig vendelen knegten en tien kornetten paarden, af te vaardigen, om Deutichem te herwinnen, 't welk, op den zesentwintigsten van Oogstmaand, twee dagen na dat hy voor de Stad gekomen was, gelukteGa naar voetnoot(c). 't Was reeds diep in den Herfst,Ga naar margenoot+ toen Prins Maurits, verneemende, dat de Admirant zyn krygsvolk in verscheiden' gewesten verdeeld hadt, en in persoon | |
[pagina 52]
| |
naar Duitschland gekeerd was; ook besloot, zyn Leger te doen scheiden. Vooraf, deedt hy egter den stroom voor S. Andries beschansen, om, hierdoor, het uitloopen uit deeze vesting te belettenGa naar voetnoot(d). |
|