Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXII.
| |
[pagina 45]
| |
De Graaf van Bucquoi Bevelhebber van Emmerik, welk, op het einde van Sprokkelmaand,Ga naar margenoot+ wederom aan den Spanjaard overgegeven was, werdt, in 't vervolgen eener Staatsche partye, door Graave Lodewyk van Nassau, onderschept en gevangen genomen. Met het aankomen der Lente, werdt de vyandlyke Ruitery geslaagen, aan verscheiden' oorden: Paulo Emilio Martinengo gevangen: ook het gevolg van Graave Fredrik van den Berge, terwyl hy zelf't gevaar ter naauwer nood ontsnapt wasGa naar voetnoot(n). Al vroeger, in Louwmaand, hadt de Ritmeester Edmond, een Schot, eenen togt in 't Luxemburgsche en Limburgsche gedaan, en goeden buit en veele aanzienlyke gevangenen bekomen: ook wraak genomen, met moorden en rooven, over eenigen zyner spitsbroederen, die, by Gulik, als straatschenders, waren opgehangenGa naar voetnoot(o). Nog namen deGa naar margenoot+ onzen, wat laater, een Hamburger schip, welk wapenen naar Spanje voerdeGa naar voetnoot(p). Nadeelen, gering op zig zelven, doch, by elkanderen komende, genoeg in staat, om's vyands zaaken te veragteren. Ga naar margenoot+ De Kardinaal Andreas, driehonderdduizend Dukaaten van de Koopluiden opgenomen hebbende, hadt de muitery te Antwerpen, te Lier, en te Gend, nu gestild. Doch zy sloeg over naar Rynberk, daar zy, 't gantsche jaar, bleef duuren. Gebrek aan geld, welk hiervan oorzaak was, ver- | |
[pagina 46]
| |
traagde ook de Spaansche werving, in Italie en in Duitschland, en veroorzaakte een geduurig overloopen tot de Staatschen, die meerder soldy gaven. Om deeze ongemakken te voorkomen, en te gelyk den Duitschen eenig genoegen te geeven, beslooten Andreas en de Admirant het Leger sterk vyftienduizend man, met den aanvang van Grasmaand, wanneer, 't welk hier thans iets byzonders was, de beesten reeds in 't veld waren, de winterlegeringen te doen verlaaten, en, langs de beide oevers des Ryns, naar den Staatschen bodem te doen trekken. 't Geschiedde. Doch Emmerik, Rees en Gennip aan de Maaze bleevenGa naar margenoot+ bezet. De togt hadt omtrent eene maand geduurd, toen de Admirant zig, ter wederzyde van den stroom, nedersloeg voor Schenkenschans, welk hy geraaden hadt, aan te tasten. Maar Richardot, bevroedende, dat Parma, hier, weleer, het hoofd hadt gestooten, hadt den Kardinaal Andreas bewoogen, tot het onderneemen van eenen inval in de BommelerwaardGa naar voetnoot(q). Men geliet zig dan alleen, of men 't op Schenkenschans gemunt hadt; arbeidende zelfs aan de loopgraaven, voor deeze vestingGa naar voetnoot(r); om de onzen te zekerer te misleiden. |
|