Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXI.
| |
[pagina 40]
| |
hemelen. Eerst klaagde men ‘dat Ketters en begunstigers van weêrspannelingen, 't oor der Vorsten ingenomen hebbende, de oogmerken des Konings van Spanje durfden lasteren: daar deeze niets dan de gemeene welvaart der Christenheid zogt. Immers, vervolgde men, was 'er zo veel niet te doen geweest, toen Oranje, in Duitschland, een Leger tegen zynen wettigen Vorst op de been bragt. Daarna hadden de weêrspannelingen, dikwils, den Duitschen bodem verwoest, en de Steden ingehouden, zonder dat men er zig ernstelyk tegen verzet hadt. De Koningen van Spanje, Vader en Zoon, hadden, midlerwyl, gearbeid tot vrede; en, schoon een magtig Leger op de been hebbende, den voorleeden zomer gesleeten, in 't afwagten derzelve; hunne middelen spillende, om Frankryk aan vrede te helpen, en te ontlasten van bezetting. 't Was waar, dat de soldaat hierom gebrek hadt moeten lyden, en, uit dien hoofde, niet zo wel in tugt hadt konnen gehouden worden, als men gewenscht en gepoogd hadt. Maar wie, die zo zwaaren last op den hals hadt als de Admirant, zou dit beter hebben konnen maaken? Ook moest men wel eenig byzonder ongemak, ten nutte der gemeene Christenheid, verdraagen willen. De Spanjaards beoogden niet, de ingenomen' Plaatsen te behouden; maar de naaste Landen te beveiligen voor de strooperyen der Staatschen. Wyders, moest men gedenken aan | |
[pagina 41]
| |
de verbonden, eertyds, met de Huizen van Bourgondie en Oostenryk, gemaakt: ook hoe zeer men gehouden ware, in Karel, en in Filips, zynen Zoon. De Vorst van Kleeve was, volgens 't Verdrag van VenloGa naar voetnoot(e), verpligt den weêrspannelingen geene schuilplaats, den vyanden geenen doortogt te gunnen. Hoe weinig was hy dit naargekomen! Parma hadt Burik geruimd, de schans over Rees geslegt, en Kleeve toegelaaten onzydig te zyn, zo men slegts den Staatschen Schenkenschans afhandig wilde maaken, waarvan zy nog meester bleeven: 't welk Spanje zyne Plaatsen over den Ryn gekost, en hem den langen weg over den Duitschen bodem noodzaakelyk gemaakt hadt. Ten hoogsten onredelyk zou ook de Aartsbisschop van Keulen handelen, zo hy den Munsterschen en anderen klaageren te veel gehoors gaf. Hy hadt zyne welvaart alleen aan Spanje te danken, welk hem, tegen Truchses, verdedigd hadt, hem Nuis en Bon, na de verovering, wedergeevende. Rynberk was alleen den weêrspannelingen ontweldigd. Alle welke redenen men kragtig genoeg hieldt, om een onvoorzigtig medelyden te voorkomen, welk, anders, de Vorsten beweegen mogt, om zig, tot myding van kleine ongemakken, veel grooter op den hals te haalen. Hun alleen, zo de vrede gestoord werdt, zou de wraak | |
[pagina 42]
| |
boven 't hoofd hangen; Spanje, de Aartshertog en Mendoza buiten schuld zyn.’ Op gelyke wyze, spraken de Spaansche gezanten aan verscheiden' Duitsche Hoven en by den Keizer: overal egter beloovende, dat het Krygsvolk, voor 't einde van Grasmaand, vertrekken zou. Zo bevreesdGa naar margenoot+ was men, voor nieuwe vyandenGa naar voetnoot(f). De handelingen te Keulen, te Koblents en elders, werden, midlerwyl, naar de gewoonte der Duitschen, gerekt, tot in Gras en Bloeimaand. De Keurvorst van de Palts, de Landgraaf van Hessen en de Hertog van Brunswyk, die, den gantschen winter, bezig geweest waren met werven, drongen driftigst op het voortzetten van den togt; doch raakten oneens over't Opperveldheerschap, welk de Landgraaf en Hertog beide begeerden, terwyl de Paltsgraaf de binnenlandsche Kreitszaaken bestieren zou. Doch veele Roomschgezinden uit den Westfaalschen Kreits, binnen welken de oorlog meest stondt gevoerd te worden, bragten, door 't aanbieden van eenen merkelyken onderstand, te wege, dat het Veldheerschap den Graave van der Lippe, hunnnen Kreitsoverste, opgedraagen werdtGa naar voetnoot(g). De Admirant was, met deeze keuze, zeer in zynen schik, alzo de Graaf, schoon Protestantsch, briefwisseling met hem hieldt, en, heimelyk, zo men meent, door hem, gewonnen wasGa naar voetnoot(h). | |
[pagina 43]
| |
De Vereenigde Staaten, zo menige vergeefsche bezending naar Duitschland gedaanGa naar margenoot+ hebbende, hadden nu beslooten, stil te zitten, en de Duitschen zig zelven te laaten redden. Nogtans, vernomen hebbende, wat 'er, te Keulen en elders, tegen hen ingebragt ware, gavenze een verweerschrift in 't licht, behelzende ‘dat zy de ingenomen Plaatsen weder overgeleverd hadden; de Spanjaard, daarentegen dezelven ingehouden, en dat hunne billykheid, nog onlangs, gebleeken was, in het ruimen van Embden en Emmerik. Haddenze somtyds, uit nood, en om den vyand te voorkomen, eene of twee Plaatsen ingenomen: zy haddenze vertrouwd aan krygsvolk, dat wel betaald en in goede tugt gehouden werdt, en de Plaatsen beveiligde voor de anderszins overmydelyke baldaadigheden der Spanjaarden. Waren eenige weinige strooperyen, gelyk het altoos gaat, onbekend, en, dardoor, ongestraft gebleeven; zy hadden geene gantsche Legers in eens anders Land gevoerd, noch, daar, luiden die in Godsdienst van hun verschilden, de wet gesteld. Wegens Schenkenschans, beloofdenze, zorg te draagen, dat die van Gelderland geene middelaars weigeren zouden.’ Voorts, haaldenze op alles wat hunne zaak regtvaardigen, en den Spanjaard van heerschzugt en gierigheid, hoe zeer bewimpeld met den mantel van Godsvrugt, verdagt maaken kon; waaronder, het zaaijen van tweedragt en 't voeren van eenen | |
[pagina 44]
| |
openbaaren oorlog in Frankryk neit vergeten werdt 't Slot was eene ernstige vermaaning aan de Ryksvorsten, om de oude Duitsche zugt tot vryheid te betoonen, door het aanneemen van de wapenen tegen den SpanjaardGa naar voetnoot(i). De Staaten zouden gaarne gezien hebben, dat de Vorsten zig met hen in bondgenootschap begeven hadden. Doch heirtoe was het Ryk nog te verdeeld. |
|