Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVI.
| |
[pagina 64]
| |
de Zeeuwsche kusten in geduurige onrustGa naar margenoot+ hieldt. Hy tastte zelfs, eerlang, een Staatsch Oorlogsschip aan, dat zig, twee uuren lang, dapperlyk tegen hem weerde, en hem, met verlies van maar twintig gekwetsten en dooden, tweehonderdenvyftig man afsloeg. Naderhand, werden zyne galeien, in 't gezigt van Vlissingen, van zes Oorlogsschepen, welken zy voor Koopvaarders aangezien en eerst besprongen hadden, geheel reddeloos geschootenGa naar voetnoot(u). Hy hersteldeze egter wederom, en bragtze, eerlang, op nieuws, in't vaarwater. Ga naar margenoot+ De Aartshertog Albertus, uit Italie, in 't voorjaar, naar Spanje gereisd zynde, en zyn Huwelyk te Valence, in Grasmaand, voltrokken hebbende, was, van daar, verzeld van zyne Gemaalinne, wederom, door Italie, en, voorts, over het Alpisch gebergte en Bourgondie, tegen het einde van Oogstmaand, in de Nederlanden, te rug gekeerd. Hy vondt zynen Oom en den Admirant oneenig, elk van hun de voordeelen, in deezen jaare, behaald, zig zelven, de schade, by verscheiden' gelegenheden geleeden, elkanderen toeschryvende. Mendoza bleef egter in 't bewind: de Kardinaal Andreas verliet deeze Landen, en kwam, in 't volgende jaar, te Rome, daar hy den twaalfden van Slagtmaand overleedtGa naar voetnoot(v). De soldaaten waren nog muitziek, en riepen, aan verscheiden' oorden, te Antwer- | |
[pagina 65]
| |
pen, in de S. Andries schans, daar men heimelyk bestand gemaakt hadt met Graave Ernst van Nassau, en elders, om betaaling. Middel om hun te voldoen was 'er niet. De Spaansche Nederlanden waren verarmd: 's Konings schatkist, door zwaare toerustingen ter zee, en, door 't houden van sterke bezettingen, in Spanje en in de Eilanden, t'eenemaal uitgeput. De Aartshertogen, verre van deeze ongemakken te herstellen, bragten nieuwe stof tot misnoegen mede, uit Spanje; Spaansche Amptenaars, zeden, taal, kleeding, en eene Keizerlyke pragt in hofhouding, die, in een' kostbaaren oorlogstyd, dubbel lastig valt. Den Staaten der byzondere gewesten werden zwaare Beden afgevorderd, onder dekfel, dat zy niet minder doen moesten, om hunne trouw den Vorsten te bewyzen, dan de weêrfpannelingen deeden, om dezelven te beoorloogen. 't Huldigen der Aartshertogen werdt lang verschooven, dringende Brabant sterk, op het verzenden van 't uitheemsch Krygsvolk, het slegten der Kasteelen, en andere dingen, te vooren beloofd, door. Albertus. Maar Izabelle verklaarde, dat zulks buiten haare kennis geschied was, en nam euvel, dat men 'er op staan durfde. De Walsche gewesten verzogten ook vernietiging van 't Plakaat, waarby de invoer der Hollandsche waaren, die zy niet ontbeeren konden, verbooden was. Doch op dit verzoeken en vorderen volgde luttel. De inhuldiging geschiedde, eindelyk. De gehuwden werden voor Hertogen, Graa- | |
[pagina 66]
| |
ven en Heeren der byzondere Gewesten aangenomen, in het einde van dit, en in 't begin van het volgende jaarGa naar voetnoot(w). |
|