Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 11]
| |
digen der afgevallen' Gewesten, dat hy brieven afvaardigde aan de Staaten van Holland en Zeeland en derzelver Bondgenooten, waarin hy hun kennis gaf van zyn Huwelyk, en dat het regt op de Nederlanden den zyner Gemaalinne was afgestaan: verklaarende, voorts, zyne geneigdheid tot vrede: waartoe hy hen, insgelyks, vermaande, met byvoeging, dat hy den last, om deswege in onderhandeling te treeden, gelaaten hadt aan zyne Staaten: welken zyn schryven, met eenen Brief van den zelfden inhoud, verzeldenGa naar voetnoot(r). Op gelyken zin, schreeven aan Maurits, Filips Willem, zyn broeder, de Hertog van Aarschot en, de Markgraaf van HavrechGa naar voetnoot(s). Ook hoorde men, omtrent deezen tyd, ter algemeene Staatsvergaderinge, Daniel van der Meulen, Koopman te Leiden, die, onlangs, onder deksel van ziekte zyns broeders, naar Antwerpen ontbooden geweest zynde, van verscheiden' Grooten en van den Aartshertoge zelven, verstaan hadt, hoe zeer men daar haakte naar de vrede. Zelfs verzekerde hy, dat men gezind was, den Vereenigden Staaten hunnen Godsdienst vry te laaten, zo zy slegts den Aartshertog en de Infante erkennen wilden. Ook zou de Koning, uit agtinge voor Prinse Maurits, hem gaarne het opperbevel over zyne Legers in Hongarye willen opdraagen. Doch de StaatenGa naar margenoot+ en Prins Maurits hadden geene ooren naar dee | |
[pagina 12]
| |
deeze uitbiedingen. Zy vonden te veel smaaks in de pas verkreegen' vryheid, dan dat zy zig, zelfs al stondt men hun alles toe, wat zy te vooren begeerd hadden, op nieuws, zouden hebben willen begeeven onder vreemde heerschappye. En zy werden in hun opzet, om te volharden in den oorlog, versterkt, sedert het onderscheppen van eenige Brieven des Konings, waaruit het tegendeel bleek van 't gene men hier voorgafGa naar voetnoot(t). Ook was 'er, wederom, een toeleg op 's Prinsen leeven ontdekt, die de Staaten en elk langs hoe afkeeriger maakte van handeling met de Spaanschen. Ga naar margenoot+Pieter Panne, geboortig van Yperen, kuiper zyns handwerks; doch voor deezen ook koopman en makelaar, was, op den vierentwintigsten van Bloeimaand, te Leiden, daar hy woonde, op eenig arg vermoeden, in hegtenis geraakt. Deez' hadt, ondervraagd zynde, beleeden ‘dat hy, strengelyk vervolgd door zyne schuldeischers, en geworpen van de eene gevangenis in de andere, eindelyk, geraakt was by de Jezuiten te Douai, die hem, door beloften, hadden aangezet, tot den moord van Prinse Maurits, dien hy Hertog noemde. Dat zyne vrouw, zeer Jezuitsgezind, hem, hiertoe, ook sterk hadt gedrongen: en dat hy, eindelyk, bewoogen, door beloften van tydelyke gunsten en van den Hemel, hier namaals, 't stuk hadt aangenomen. Dat, de Jezuiten hem, hier- | |
[pagina 13]
| |
op, het Sakrament toegereikt en reisgeld gegeven hebbende, hy naar Zeeland getrokken, en, van daar, te Leiden aangekomen was. Dat hy, hier, de snoodheid en 't gevaar van den toeleg nader overdenkende, tot betere zinnen gekomen, en van zyn voorneemen afgestapt was: weshalve hy badt, dat men deernis wilde hebben met zyne onnozelheid.’ Van elders blykt, dat hy ook bekend heeft, ‘in tegenwoordigheid van Richardot en d' Assonville, aangenomen te hebben, den Prins, met een vergiftigd mes, van boven voorzien met drie weerhaaken, om te brengen; waartoe hy zyne Doorlugtigheid, in 't Portaal der Fransche Kerke, te Leiden, ten tyde van 't verrigten der trouwplegtigheid, tusschen den Heere van Asperen en de Dogter van den Heere van Aldegonde, dagt waar te neemen: welke plegtigheid de Prins, egter, niet bygewoond hadt. Dat de toeleg, hierdoor, gemist was, tot bystere ontsteltenis van eenige Jezuiten, die zig, zo hy voorgaf, op zekere Katholyke Hofstede, buiten den Haage, onthieldenGa naar voetnoot(u).’ Hy herhaalde deeze belydenis, tot verscheiden' reizen, smeekende, geduurig, zeer erbarmelyk, om lyfsgenade. Maar Schepenen van Leiden, by raade der Gekommitteerde Raaden en der beide Geregtshoven van Holland, veroordeelden hem, op den tweeentwintigsten van Zomermaand, om onthalsd | |
[pagina 14]
| |
en gevierendeeld te worden: welk vonnis, ten zelfden dage, aan hem werdt uitgevoerd. Het werdt, terstond, gedrukt, in 't licht gegeven: doch, van der Jezuiten zyde, naderhand, uit schaamte, zo 't schynt, over, 't schelmstuk, ook in openbaaren druk, wederlegdGa naar voetnoot(v). Ondertusschen, werkte dit voorval mede, om de Staaten te bevestigen in de afkeerigheid van de Vredehandeling, tot zo verre, dat zy zelfs niet goedvonden, te antwoorden, op de opening, hun, van wege den Aartshertoge, gedaan. In Lentemaand des volgenden jaars, schreevenze egter aan de Staaten der Spaansche Nederlanden; dezelven, op hunne beurt, vermaanende, om, nevens hen, de wapenen tegen den gemeenen vyand op te neemenGa naar voetnoot(w). Ga naar margenoot+ Tot hiertoe, waren de Krygsbedryven in de Nederlanden van zeer gering belang geweest. Want, behalve het gene wy te vooren gemeld hebben, was 'er naauwlyks iets voorgevallen, dan een klein schutgegevegt by Nieuwmegen, tusschen eenige Staatsche knegten en eene bende vyandlyke ruiters: waarin de onzen te kort geschooten waren. Daarentegen, hadt eenige Staatsche Ruitery eenen hoop Spaanschen over de Maaze geslaagen, by welke gelegenheid, een der Graaven van Mansfeld gesneuveldGa naar margenoot+ wasGa naar voetnoot(x). De reden, waarom, van wederzyde, de kryg zo flaauwlyk gevoerd werdt, | |
[pagina 15]
| |
was geene andere, dan dat de Vereenigde gewesten oordeelden, hunne geldmiddelen, die bekrompen omkwamen, een weinig te raade te moeten houden, en dat Albertus zyn Leger eerst versterken wilde met de bezettingen der Fransche Steden, die, volgens de Vrede, geruimd moesten worden: doch welken de knegten niet verlaaten wilden, voor men hun voldaan hadt, waartoe den Aartshertoge naauwlyks middel overschoot. Maar, na 't bekomen van eenige penningen van den Koning, besloot hy een Leger, byeen te trekken omtrent de Maaze, en, alzo hy op zyn vertrek stondt naar Spanje, werdt aan Don Francisko de Mendoza, Admirant van Arragon, het opperbevel over hetzelve opgedraagenGa naar voetnoot(y). De Vereenigde Staaten, hiervan kennis bekomen hebbende, deeden de Bommelerwaard bezetten door Hohenlo, terwyl Prins Maurits het grootste gedeelte des Staatschen Legers by Arnhem samentrok. Elk was, derhalve, in de verwagting van eenige gewigtige onderneeming, tegen 't najaar. |
|