Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijII.
| |
[pagina 6]
| |
veertien Koningen, bezwooren waren. De Koningin, daarentegen, vertoonde, door haaren Gezant op den Ryksdag, dat de klaagers hunne voorregten misbruikt, de waaren vervalscht, enGa naar margenoot* Alleenkoop ingevoerd hadden, tot merkelyke benadeelinge haarer onderzaaten. De Koning van Spanje roeide hieronder, in schyn de verdediging der Hanze-Steden op zig neemende: en rekenende, dat zy, in erkentenis deezer gunst, gehouden waren, haaren handel uit de Vereenigde Gewesten, te verleggen, in zyne Nederlanden: waarnaar zy egter geene ooren hadden. Midlerwyl, trokken de Hanze-Steden haare streng zo sterk tegen de Engelschen, op den Ryksdag, dat KeizerGa naar margenoot+ Rudolf de II. den Engelschen Koopluiden, die, onder den naam van Avanturiers, den Lakenhandel in Duitschland dreeven, en zig, voornaamlyk, te Stade, hadden nedergezet, beval, binnen zekeren bepaalden tyd, het Keizerryk te ruimen. Elizabet kreeg hiervan zo dra geene kennis, of zy gaf diergelyk bevel aan de Hanzesche Koopluiden, die zig, in Engeland, onthielden. De bestemde tyd, om, beide uit Duitschland en uit Engeland, te vertrekken, wasGa naar margenoot+ de agtentwintigste van Louwmaand deezes jaars. Doch men liet de Hoogduitschen in Londen blyven, hun alleenlyk den handel verbiedende, en hun beroovende van hun aanzienlyk Huis en Staalhof. De Koopluiden-Avanturiers, die in Duitschland zo lang niet geweest, en zo vast niet gezeten waren, namen de reize aan. In 't doortrekken | |
[pagina 7]
| |
der Vereenigde Gewesten, werden zy, van veele Steden, door vertooning van bekwaameGa naar margenoot+ gelegenheid tot den handel, en door beloften van veelerlei vryheden, kragtelyk aangelokt. De Burgemeesters, Raad en gezwooren' Gementee van Groningen hadden, reeds in Slagtmaand des voorleeden jaars, eenen Brief aan de Koninginne, geschreeven, waarby zy de gelegenheid hunnner Stad, hooglyk, preezen, en ernstelyk verzogten, dat haare Majesteit te wege wilde brengen, dat de maatschappy der Engelsche Koopluiden-Avanturiers zig tot hunnent nedersloegGa naar voetnoot(g). En zeker, Groningen kwam, nevens Kampen, in Overyssel, en Dordrecht, Delft, Amsterdam en Rotterdam, in Holland, zeer by hen in aanmerking: eenigen van welke Steden gelegener waren, tot het verzenden der Koopmanschappen naar Duitschland; anderen, tot het ontvangen derzelven uit Engeland. Hunne Gemagtigden traden ook, met de algemeene Staaten, in onderhandeling, over de vryheden, welken men hun, hier, begeerde toe te staanGa naar voetnoot(h): waaromtrent, men, eerlang, overeenkwam. Midlerwyl,Ga naar margenoot+ verkoozen zy Middelburg, in Zeeland, tot hunne Marktplaats, voorgeevende, dat het water, aldaar, bekwaamer was, om de wolle te zuiveren, dan aan veele andere oordenGa naar voetnoot(i) | |
[pagina 8]
| |
De Koningin, om hun te begunstigen, hadt bevolen, dat de wol, die, voor Engelsche Rekening, uit haar Ryk, herwaards gevoerd werdt, alleen aan deeze Maatschappy gezonden zou worden. Ook gaven de algemeene Staaten, in 't volgende jaarGa naar voetnoot(I), een Plakaat uit, beveelende, dat de Leden deezer Maatschappye en alle Engelschen hier te Lande hunne Lakens, Baaijen en andere wollen stoffen, ter verblyfplaatse der Maatschappye en nergens anders, zouden hebben ter markt te brengenGa naar voetnoot(k). Omtrent deezen tyd, verzogt de Hertog van Wirtemberg, die voorhadt de Nekker bevaarbaar te maaken, den vryen handel voor zyne onderzaaten, door die Riviere, langs den Ryn, op de Vereenigde Gewesten; welke hem, door de Staaten, terstond, toegestaan werdtGa naar voetnoot(l). Op deeze wyze, werdt de handel herwaards gelokt. 't Verhaal van het uitbreiden der scheepvaart, ten deezen tyde en sedert eenige jaaren, spaaren wy tot bekwaamer gelegenheid. Ga naar margenoot+ In Sprokkelmaand deezes jaars, hadt Filips, eenige nieuwe orde op 't stuk der geldmiddelen gesteld hebbendeGa naar voetnoot(m), vierduizend Spanjaards, op eene Vloot van agtendertig schepen, naar de Nederlanden gezonden. De knegten stonden onder Don Sanchio de Leiva: de Vloot onder den Admiraal Pretendona. Zy werdt geleid, door | |
[pagina 9]
| |
eenen Hollandschen overlooper, en, binnen twaalf dagen, te Calais, toen nog in de magt der Spanjaarden, binnen gebragt. Eenige schepen nogtans werden, door de Staatsche Vloote, hieromtrent kruissende, op strand gejaagd: één genomen. De schepen, 't Spaansch Krygsvolk aan land gezet hebbende, keerden, voor 't grootste gedeelte, veilig naar hun Vaderland, alzo beweezen werdt, dat zy in Deenemarke en de Oostzee t' huis hoorden, en voorheen, in Spanje, in beslag genomen waren. DochGa naar margenoot+ twee schepen, die, met Krygsvolk en Koopmanschappen, uit de haven van Calais, naar Spanje, te rug wilden, werden, door de onzen, veroverd. De Spaansche knegten, die te Calais ontscheept waren, werden, hier en daar, in de Nederlandsche Steden, gelegd: doch waren by weinigen welkom, alzo men, uit hunne overkomst, afnam, dat de Landzaaten nog, gelyk onder de voorgaande Regeeringe, door Spanjaards, bestierd stonden te wordenGa naar voetnoot(n). De muitery, in verscheiden' Steden, verschafteGa naar margenoot+ den Aartshertoge, omtrent deezen tyd, veel moeite. Te Gelder, daar 't krygsvolk te hoop geloopen was, werdt zy, door 't beleid van Graave Herman van den Berge, gelukkiglyk gestildGa naar voetnoot(o). Naderhand, raakte de Spaansche en Hoogduitsche bezetting van Graave, tegen elkanderen, aan 't woeden; doch zy bedaarde, eerder dan men | |
[pagina 10]
| |
verwagt hadtGa naar voetnoot(p). Maar te Antwerpen, scheenGa naar margenoot+ de muitery gevaarlyker gevolgen te zullen hebben. De Spanjaards, die hier op 't Kasteel lagen, hunnen Overste, Augustyn Meria, verjaagd hebbende, hadden een' slegt soldaat, in zyne plaats, gesteld, en toen twee-entwintig maanden solds gevorderd. Terwyl men middel zogt om hun te voldoen, dwongenze den burgeren vyfentwintig stuivers 's daags, voor een' Ruiter, half zo veel, voor een' voetknegt, af: eischende, wyders, dat men hun kostbaare kleederen, huisraad en al wat hunne dartelheid meer verzinnen kon, tot hoeren toe, verschafte, met zo veele trotsheid, dat zy zelfs schooten op de Stad, tot dat men hun afvraagen kwam, of zy iet te belastenGa naar margenoot+ hadden. De bezetting van Lier begon, eerlang, den zelfden weg in te slaan: ook die van 't Kasteel te Gend, hoewel men zig hier een weinig zediger gedroeg. De Aartshertog, geenen kans ziende, om hun allen te vergenoegen, deelde de penningen, uit Spanje bekomen, onder 't volk, welk hy te velde wilde brengen, en stelde de bezettelingen, op goede hoop, uit: waardoor deezer ongebondenheid, tot in 't volgende jaar, duurde; wanneer zy zig niet dan met geld lieten stillenGa naar voetnoot(q). |
|