Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVIII. Handel der Staatsche Gezanten in Frankryk.Onder dit stribbelen, staakte men de Vredehandeling in Engeland, om eerst eens te zien, welk een' keer de zaaken, in Frankryk, neemen zouden. De Spanjaards hadden hier voorgegeven, dat zy, onder den naam van Bondgenooten van Frankryk, geene anderen wilden verstaan hebben, dan die den Roomschen Godsdienst beleeden: waarop de drift der Engelschen tot vrede reeds merkelyk bekoeld was. Midlerwyl, waren de Staatsche Gezanten in Frankryk aangekomen. Zy vonden den Koning te Angers, en werden ter gehoor geleid, door den Heere van Buzanval, die, met hen, van hier, naar Frankryk, gekeerd was. Oldenbarneveld vertoonde, in eene beknopte rede, de kragt van 't onlangs geslooten Verbond, en met hoe veel grond, van zyne Majesteit, het houden van het zelve verwagt werdt. Hy beloofde, uit naame der Staaten, onderstand in geld, in schepen en in manschap, te water en te lande, en prikkelde den Koning, door den roem, die 'er gelegen was, in 't vernederen der Spaansche grootheid, gesteld tegen de schande van | |
[pagina 498]
| |
zig, door eenen vyand, die, reeds buiten adem, ligtelyk verder op de knie te brengen was, eene ontydige vrede te laaten opdringen. Henrik antwoordde, met vertoog van openhertigheid, dat de nood hem drong tot de vrede: doch dat hy in de wapenen blyven zou, zo Filips Calais en Blavet, welke laatste plaats de Guizische aanhangers hem ingeruimd hadden, weigerde te rug te geeven; gelyk te dugten was. De Staatschen, geenen kans ziende, om den Koning te doen veranderen, verklaarden, eindelyk, te vertrouwen ‘dat hunne aanbieding strekken zou, om zyne Majesteit beter voorwaarden te doen bedingen van den Spanjaard.’ Voorts verzogtenze ‘dat het geslooten Verbond in stand blyven mogt, onaangezien de vrede met Spanje getroffen wierdt; op dat, onder deksel van het zelve, zy zig van de Fransche vrede zouden mogen bedienen, tot heimelyke ondersteuning, en de Franschen, van den Nederlandschen oorlog, tot hunne meerdere verzekerdheid:’ waarop de Koning den Staaten verzekerde van de duurzaamheid zyner vriendschap, welke zy ook, naderhand, in der daad, ondervonden hebbenGa naar voetnoot(y). Aan Oldenbarneveld, in 't byzonder, verklaarde hy ‘de Staaten te willen ondersteunen met twee millioenen en negenhonderdduizend guldens, in den tyd van vier jaaren, onder deksel van 't voldoen der sommen, hem, voor deezen, door de Staaten verstrekt; zonder dat hy ooit wedergeeving der penningen, | |
[pagina 499]
| |
die hy hun opschoot, vorderen zou,’ daar by voegende ‘dat zy, ten allen tyde, van zyn beste volk van oorloge in dienst zouden mogen neemenGa naar voetnoot(a).’ De onderhandeling tusschen de FranscheGa naar margenoot+ en Spaansche Gemagtigden was, ondertusschen, verlegd van S. Quintin naar Vervins, alwaar, op den tweeden van Bloeimaand, de Vrede tusschen Frankryk en Spanje getekend werdt. Filips stondt, by dezelve, Calais en andere Steden in Champagne en Pikardye, ook Blavet aan Frankryk af. Henrik herstelde hem, daarentegen, in 't bezit van 't Graafschap Charolois, mids hy 't van Frankryk ter leen hieldt. Voorts werden de wederzydsche bondgenooten in de Vredehandeling begreepen, mids zy 'er zelven toe verstaan kondenGa naar voetnoot(b). Terstond na 't sluiten van de Vrede, werdt Buzanval naar den Haage te rug gezonden, om de geheime onderhandeling, tusschen Koning Henrik en de Staaten, ten einde te brengenGa naar voetnoot(c). Maar Filips zag zig zo dra niet verzekerdGa naar margenoot+ van de vrede met Frankryk, of hy liet duidelyk genoeg merken, dat hy, met Engeland, liever in oorlog blyven, dan zig, op billyke voorwaarden, verdraagen wilde. Nassau en Oldenbarneveld, hunnen last in Frankryk hebbende afgelegd, staken, hierom, over naar Engeland, van waar het voorig Gezantschap bereids te rug gekeerd was, en vertoonden | |
[pagina 500]
| |
der Koninginne, met eene vrymoedigheid, die men, te vooren, niet hadt durven gebruiken ‘dat, zo zy zig, op 't voorbeeld van Frankryk, met Spanje verdroeg, de Staaten liever de gevaarlykste vrede zouden willen aanvaarden, dan alleen al den last des krygs op zig neemen.’ Door welk voorstel, de Engelschen, looslyk, getoetst werden, of zy zelven de vrede niet van de hand wyzen zouden, als zy dagten, dat 'er de Staaten toe zouden konnen besluiten. Voorts, boodt men der Koninginne alle redelyke voorwaarden aan, zo zy in den oorlog volharden wilde, zelfs de hoop op het afdoen der agterstallen: al 't welk zo veel te wege bragt, dat de handeling, voor eene poos, geschorst bleef. Maar 't leedt niet lang, of de Koningin scheen wederomGa naar margenoot+ geneigd tot vrede. Zy verklaarde den Franschen Gezant, de Maisse, dat de Vereenigde Nederlanden niet waardig waren, dat zy haar Ryk, ten behoeve derzelven, in gevaar steldeGa naar voetnoot(d), en vaardigde, op een' en den zelfden tyd, François Vere naar den Haage, en een ander gezantschap aan den Aartshertoge Albertus af, aan welken laatsten, zy verklaaren deedt ‘dat de vrede, tot hiertoe, ongeslooten gebleeven was, om dat zy de wapenen wenschte af te leggen, te gelyk met hen, voor welken zyze hadt aangenomen.’ Vere vorderde de Staaten scherpelyk, tot het voldoen der agterstallen. Ook deedt hy sterkeGa naar margenoot+ vermaaningen tot vrede. ‘'t Was, zeide hy, billyk, dat de Koningin de middelen om uit den oorlog te geraaken, of om dien, in het | |
[pagina 501]
| |
toekomende, te voeren, begeerde van hun, die haar in den kryg hadden ingewikkeld. Hoewel haar, in 't laatste geval, by de Vorsten, stondt nagegeven te worden, dat zy alleen de vrede van Europa verhinderde. Immers, 't was niet te dulden, dat zy, door een ondankbaar verschuiven van 't voldoen haarer agterstallen, den Koningen ten voorbeeld strekken zou, om zig te wagten voor het bystaan van volken, die, zonder eenige eerbiedenis voor Vorsten te hebben, alleen hun eigen voordeel ter herte namen.’ De Staaten, inderdaad bedugt, dat de Koningin tot vrede mogt overslaan, schoon sommigen beweeren, dat zy, in 't geheim, beslooten hadt, in den oorlog te blyvenGa naar voetnoot(e), vaardigden dezelfden, die de twee laatstgemeldeGa naar margenoot+ gezantschappen bekleed hadden, nevens Andries Hessels, naar Engeland af, met heimelyken last, om der Koninginne tien millioenen guldens, voor haare agterstallen, toe te staanGa naar voetnoot(f). De Advokaat Oldenbarneveld hadt, voor zyn vertrek, bedongen, dat hy, zyne boodschap gedaan hebbende, terstond, al was 't zelfs met ongenoegen van haare Majesteit, zou mogen te rug keerenGa naar voetnoot(g). De Gezanten kreegen verscheiden' reizen gehoor by de Koninginne, die eene sterke zugt tot de vrede betoonde, om de Staaten te sterker te dringen, tot het rykelyk voldoen haarer agterstallen. 't Geviel, omtrent deezen tyd, dat Burglei, op zyn doodbedde leggende, de Koningin, by God | |
[pagina 502]
| |
en al wat dierbaar was, bezwoer, om haar Ryk de vrede te geeven. Hy stiers hierop. En Elizabet geliet zig, zeer geraakt te zyn, door zyne betuigingen. Ook werdt 'er veel ophefs van gemaakt, by de Staatsche gezanten. Men tradt dan tot het onderzoek van de rekeningen der agterstallenGa naar voetnoot(h), die, eenen tyd lang, betwist werden, stellende de Engelschen, naar het oordeel der onzen, het ligten en overzenden en de soldy des Krygsvolks te onmaatig hoog.Ga naar margenoot+ Eindelyk, kwam men overeen ‘dat deStaaten zig schriftelyk verbinden zouden, om der Koninginne, tegen alle haare agterstallen, agt millioenen guldens te betaalen: de helft, met driehonderdduizend guldens, jaarlyks, geduurende den oorlog. Doch zo 'er, na 't eindigen van den zelven, van deeze helft, nog iets te betaalen bleef, zou men, met twintigduizend guldens in 't jaar, volstaan konnen. Wegens 't voldoen der andere helfte en 't herleveren der verpande Steden, zou men met elkanderen, na 't sluiten der vrede, in 't minnelyke, verdraagen. In de verpande Steden, zouden elfhonderdenvystig Engelsche knegten leggen, aan welken de Staaten, maandelyks, vyfduizendeenhonderd guldens tellen zouden: hun voorts doende leveren, 't gene men den soldaaten te verschaffen gewoon is. Voorts, zou de Koningin, voor het toekomende, van het overzenden van hulptroepen ontslaagen zyn. De Engelschen, die nu in der Staaten dienst waren, of, in 't gevolg, stonden geworven te worden, zouden alleen den Staa- | |
[pagina 503]
| |
ten zweeren, onder hun bevel staan, en door hen onderhouden worden: waarmede de magt eens Engelschen Legerhoofds vernietigd was. Doch de Koningin behieldt nog aan zig, het stellen van een Lid in den Raad van Staate. Zo zy te water of te lande beoorloogd werdt, of oorloogde, waren de Staaten verpligt, haare Vloot, met dertig of veertig bekwaame schepen, en haar Leger te lande, met vyfduizend knegten en vyfhonderd paarden, te versterken. Eindelyk, werdt de overeenkomst van den jaare 1585 bekragtigd, in alles, wat by dit Verdrag niet veranderd was.’ Het was, op den zestienden van Oogstmaand, te Westmunster, getekendGa naar voetnoot(i). Eenigen hebben geoordeeld, dat de KoninginGa naar margenoot+ merkelyke voordeelen bedong, by deeze overeenkomst, en dat zy zig, looslyk, van der Staaten vrees voor vrede hadt weeten te bedienen, om de Staatsche gezanten te verkloekenGa naar voetnoot(k). Doch zo men de zaak dieper inziet, zal men, vertrouw ik, bevinden, dat het Verdrag ook zeer voordeelig was, voor de Vereenigde Gewesten. De nieuwe voordeelen, welken de Koningin bedong, waren, voornaamlyk, deezen twee, eene aanzienlyke somme gelds tot voldoening haarer agterstallen, en ontslag van het overzenden van hulptroepen, voor het toekomende. Maar de somme, die men haar beloofde, beliep slegts twee derde deelen van 't gene zy gevorderd hadtGa naar voetnoot(l), en verschilde nog twee millioenen van 't gene | |
[pagina 504]
| |
haar de Staatsche Gezanten zouden hebben mogen toestaan. Zy moest, daarenboven, voor de helft, op tyd betaald worden, en voor de andere helft, eerst na het treffen der vrede, zonder bepaaling van tyd. De Staaten zouden, voortaan, de Engelsche hulptroepen moeten missen; doch zy behielden, egter, het Krygsvolk, welk zy in daadelyken dienst hadden; en waren verzekerd, dat men hun niet weigeren zou, des noods, meer volks te werven, in Engeland. En schoon zy der Koninginne, beide in aanvallenden en verweerenden kryg, een' aanzienlyken onderstand moesten toeschikken, begreepen zy zeer wel, dat allen kryg, die tegen Spanje gevoerd werdt, meer of min, ten hunnen voordeele, strekte, en dat het hun raadzaamer was, elders, dan op hunne eigene grenzen, tegen Spanje, de wapenen te voeren. De voordeelen, welken de Koningin bedongen hadt, strekten, derhalve, niet zeer ten nadeele der Staaten, die 't, daarenboven, voor merkelyke eere en voordeel rekenen mogten, dat zy zig hadden weeten te ontslaan van een voornaam deel der afhangkelykheid van Engeland, alzo zy al 't Engelsch Krygsvolk, in hunnen byzonderen eed, kreegen; maar ééne Engelsche stem, in de plaats van twee, in den Raad van Staate, zouden behoeven te gedoogen, en aan geene Engelsche Legerhoofden onderworpen zyn; van welker woelzieken en heerschzugtigen aart zy, in den Graave van Leicester, zulk een schadelyk voorbeeld gezien hadden. Alle welke aanmerkingen, onzes agtens, doen zien, dat deStaaten, by 't sluiten van dit verdrag, niet minder dan de Engelschen, voor hunne belangen, gezorgd hadden. |
|