Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 505]
| |
XXX. De Brieven, waarby de overdragt der Nederlanden aan de Infante geschiedt, komen in 't licht.Kort na 't afkondigen der Vrede van Vervins in de Spaansche Nederlanden, kwamen aldaar de Brieven in 't licht, waarby Filips de heerschappy over de Nederlanden, en over de Graafschappen van Bourgondie en Charolois aan zyne Dogter Izabelle Klara Eugenia afstondt. De Brieven waren, te Madrid, den zesden van Bloeimaand, gedagtekend, en, ten zelfden dage, bekragtigd, door 's Konings minderjaarigen Zoon, Filips. 's Konings besluit om zyne Dogter uit te trouwen aan den Aartshertoge Albertus, die, door den Paus, ontslaagen van zyne geestelyke waardigheid, den Kardinaals hoed, reeds in 't voorjaar, naar Rome te rug gezonden hadtGa naar voetnoot(m), werdt 'er ook in verklaard. De voornaamste reden van deezeGa naar margenoot+ overdragt was, naar de taale des Konings, ‘dat de Nederlanders, tot het wel waarneemen der tegenwoordige Regeeringe, of tot bevordering der vrede, hunnen Vorst by zig behoorden te hebben. Zo 'er, wyders, iet in deeze Brieven gesteld ware, welk, naar 's Lands wetten, niet bestaan mogt, zulks belastte de Koning, volgens zyne hoogste en Koningklyke magt:’ waaruit men, in 't voorbygaan, ziet, welke begrippen hy zig van de Nederlandsche Regeering vormde. Byzonder aanmerkelyk was ook de zorg, welke hy, by deeze Brieven, gedraagen hadt, om de Landen, zo veel mogelyk ware, aan de Kroon van Spanje gehegt te houden. ‘Aan deeze Kroon moestenze vervallen, zo de gehuwden geene kinderen verwekten, of zo 'er, t'eenigen tyde, | |
[pagina 506]
| |
mannelyke en vrouwelyke nazaaten ontbraken. Albertus zou egter Landvoogd blyven, zo Izabelle voor hem overleedt. De Nederlanden mogten, buiten bewilliging der Koningen van Spanje, nimmer verdeeld, noch vervreemd worden. Zo eenige Vrouw in 't bezit dier Landen kwame, zou men haar aan den Koning van Spanje, of zynen erfgenaam ten huwelyk besteeden. De Nederlandsche Vorsten zouden hunne kinderen niet mogen uithuwelyken, dan met goedvinden des gemelden Konings. Zy en de hunnen zouden zig van den handel op de Oost- en Westindien onthouden: en deeze punten en den Roomschen Godsdienst, by 't aanvaarden der Regeeringe, bezweeren. Zo'er, tegen dezelven, iet misdaan werdt, zou het regt over de Nederlanden wederom aan Spanje vervallen zynGa naar voetnoot(n).’ Ga naar margenoot+ Veelerlei gesprek viel 'er over deeze overdragt der Nederlanden: waarin men hieldt, dat de Vorst de paalen zyns gezags overschreeden hadt: vooral, om dat dezelve, niet, gelyk eertyds door Keizer Karel den V, in eene volle vergadering der Staaten, en aan zynen naasten mannelyken erfgenaam; maar, door eenen enkelen brief, en aan zyne Dogter, geschied was. Doch anderen verheugden zig, datze, op hoedanig eene wyze ook, van de Spaansche heerschzugt verlost waren; hoewel, in de meesten, eene gegronde vrees overbleef van t'eenigen tyde wederom onder 't gebied van Spanje te zullen moeten buigen. Ook viel, in sommigen, 't vermoeden, dat men eene maagd | |
[pagina 507]
| |
van volle twee-endertig jaaren niet zou hebben uitgehuwelykt, zo men haar niet onvrugtbaar, of geagt, of gemaakt hadtGa naar voetnoot(o). Midlerwyl, kwam 'er volmagt van IzabelleGa naar margenoot+ aan den Aartshertoge, om de heerschappy, in haaren naam, te aanvaardenGa naar voetnoot(p). Dit streedt, meenen sommigenGa naar voetnoot(q), met de wetten, vorderende, dat de Vorst, in persoon, de Regeering aanvaardt. Doch wy hebben, in 't voorgaande gedeelte deezer Geschiedenisse, ten minste voorbeelden ontmoet, dat zulks, eertyds, in sommige gewesten van Nederland, by volmagt, geschied isGa naar voetnoot(r). Albertus vondt raadzaam, geene volle vergadering, maar alleenlyk afgezondenen der Staaten, tegen den eersten van Oogstmaand, te beschryven, te Brussel, welke Stad hy opgepropt hadt met Krygsvolk, uit vreeze voor eenige onderneeming der misnoegden. In eene aanspraak, die Richardot deedt, uit den naam des Aartshertogs, werden alle de onheilen, den Nederlanden overgekomen, aan het afzyn des Vorsten geweeten. De Gemagtigden der Staaten, voor welken, Maas het woord voerde ‘deeden den Aartshertoge hulde, onder beding, dat hun, binnen drie maanden, blyk van het voltrekken zyns Huwelyks geleverd wierdt; dat hy zelf, voor Bloeimaand des volgenden jaars, uit Spanje te rug keeren zou, binnen welken tyd, door Stadhouders noch Krygsoversten, iet nieuws ondernomen zou worden: zullende hy, inmiddels, | |
[pagina 508]
| |
't bewind der Regeeringe eenen Landvoogd van zynen bloede in handen stellen. Voorts, zou men, eerst na de te rugkomst van Albertus en Izabelle, de wederzydsche eeden doen, in eene Vergadering der Staaten van alle de gewestenGa naar voetnoot(s).’ Het plegtig huldigen van den Aartshertoge, in den naam zyner Gemaalinne, geschiedde, in 't Hof te Brussel, met veel uiterlyk bewys van vreugde, op den vyftienden van OogstmaandGa naar voetnoot(t) |
|