Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVII. Verbond tusschen Frankryk en Engeland.Doch eer dit alles gebeurde, was de onderhandeling tusschen Frankryk en Engeland ten einde gebragt, en een onderling Verbond getroffen: waarin ook de Staaten deel namen. De Hertog van Bouillon en de Baron van Sancy, omtrent den tyd van het inneemen van Calais, naar Engeland gezonden zynde, om dit Verbond te bewerkenGa naar voetnoot(i), hadden meer niet dan eenen onderstand van | |
[pagina 450]
| |
vyfentwintigduizend kroonen konnen verwerven. Bouillon nogtans keerde, na verloop van eenigen tyd, nog eens naar Engeland, en sloot toen een beschadigend en verdedigend Verbond tusschen de twee Kroonen: waarby, onder anderen, bedongen werdt, ‘dat men geene vrede maaken zou, dan met wederzydsch goedvinden, en zig benaarstigen, om ook andere Mogendheden, tot het aanneemen van dit Verbond, te beweegenGa naar voetnoot(k).’ In gevolge van dit laatste beding, begaf Bouillon zig, terstond, naarGa naar margenoot+ HollandGa naar voetnoot(l). De algemeene Staaten traden, na kort beraad met Prinse Maurits en den Raad van Staate, ook in dit Verbond. Zelfs slooten zy, op den laatsten van Wynmaand, nog een byzonder Verbond met den Koning van Frankryk, waarby bedongen werdt, ‘dat Henrik, met den aanvang der naaste Lente, een Leger op de grenzen van Pikardye en Artois voeren zou; en dat de Staaten, van de andere zyde, met agtduizend knegten en vyftienhonderd paarden, in 't veld zouden verschynen; ten welken einde zy, by de twee regementen, den Koning reeds ter hulpe toegeschikt, nog twee anderen voegen zouden: welken onderstand, vermeerderd met nog duizend paarden, zy wederom van Frankryk te wagten zouden hebben, zo dra 's Konings zaaken zulks gehengen zouden. Elk zou, op zynen bodem, het opperbevel hebben | |
[pagina 451]
| |
over zyne hulptroepen. 't Zou den Koning gelieven, te volharden in zyne byzondere gunst over de Steden der Vereenigde Gewesten, en vooral over den Huize van Nassau, om deszelfs onsterfelyke diensten, den Lande gedaan. Voorts zouden de oude verbindtenissen, omtrent het Regt van Aubaine, den vryen handel, en in andere opzigten, stand grypen, zo ver zy, door het tegenwoordig verdrag, niet veranderd werdenGa naar voetnoot(m).’ Wegens het regt van Aubaine, gaf de Koning eene byzondere verklaaring, in Oogstmaand des volgenden jaarsGa naar voetnoot(n). Het sluiten deezer Verbonden werdt,Ga naar margenoot+ in de Vereenigde Gewesten, met openbaare vreugdetekenen, gevierdGa naar voetnoot(o): en 't was, voorwaar, geene kleine eer voor de Staaten, met Koningen, als met huns gelyken, in maatschappye te mogen treeden. Hierdoor werden zy, in spyt van Spanje, openlyk, aangemerkt, als hebbende in zig zelven het regt van opperste magt. Koning Henrik, die zulks, ten dienste zyner eigene zaaken, en in erkentenis der hulpe, hem, door de Staaten, beweezen, gevoeglyk oordeelde, hadt het doorgedrongen tegen de Koninginne van Engeland; die, in 't eerst, dreef, dat men, met de Staaten, als staande onder haare bescherming, handelen moest. Zo noode besloot zy, volken, die zig naauwlyks van eens anders heerschappye ontslaagen hadden, met | |
[pagina 452]
| |
gekroonde hoofden, gelyk te stellen. De Staaten hielden 't Verbond, met Frankryk gemaakt. Alleenlyk zonden zy, in plaats van volk, geld derwaards: waarmede de Koning beter gediend was. Doch ook dit baarde wederom argwaan in Engeland, daar men Frankryk gaarne altoos in oorlog zou gezienGa naar margenoot+ hebben. Maar Henrik erkende de gunst der Staaten, ten deezen tyde, door eene verklaaring, dat de getuigenissen der Hoogleeraaren van 's Lands Hooge Schoole te Leiden, voortaan, ook in Frankryk, zouden van waarde gehouden, en derzelver titels van bevorderinge, aldaar, aangenomen wordenGa naar voetnoot(p). Omtrent deezen tyd, hadden de Vereenigde Staaten wederom een Gezantschap gezonden naar Deenemarke, om Christiaan den IV, die nu meerderjaarig geworden en gekroond was, deswege, te begroeten, en de oude verbindtenissen met hem te vernieuwen. De plegtigheid der Krooninge was, op den agtsten van Herfstmaand, verrigt. Doch de Staatsche Gezanten haddenze niet willen bywoonen, om over den rang geen geschil te hebben met den Spaanschen Gezant, Joan Baptista Tassis, die hen niet voor afgevaardigden van eenen onafhangkelyken Staat zou hebben willen erkennen. Zy werden beleefdelyk ontvangen van den Koning, dien zy een fraai gebouwd vaartuig, groot veertig lasten, en zes schoone merrien vereerden. | |
[pagina 453]
| |
Ook werden de voorregten, den Amsterdammeren verleend, door den Koning, bevestigd. Doch de bevestiging der oude vryheden van Enkhuizen en Schiedam werdt uitgesteld: om dat menze, ook niet van 's Konings Vader, hadt konnen verwervenGa naar voetnoot(q): 't zy dat de Koning zelf redenen hadt, om deezen Steden minder gunstig te zyn; 't zy dat hy 'er, door de Stad Amsterdam, wier Pensionaris, Nikasius Silla, een der gezanten was, heimelyk, toe bewoogen ware. De Gezanten, elk met eenen gouden keten beschonken, kwamen, in Slagtmaand, wederom in Holland. In Wintermaand, werdt, te Veere, gevatGa naar margenoot+James Wimes, een Schotsch Edelman, die Hopman Rollé hadt tragten te beweegen, om de Stad aan den Spanjaard te verraaden. Hy beleedt, dat hy, tot dit stuk, door eenen Schotschen en twee Spaansche Jezuiten, in Brabant, was omgekogt. Rollé hadt zig, met kennisse der Regeeringe, eerst gelaaten, als of hy hem behulpzaam wilde zyn; doch, schrift van zyne hand bekomen hebbende, hem aangebragt. Hy werdt, op den agtsten van Louwmaand des volgenden jaars, onthalsd en gevierendeeldGa naar voetnoot(r). |
|