Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIV. Keizer Rudolf arbeidt, op nieuws, tot bevordering der vrede.Midlerwyl, was Keizer Rudolf, aangemaand door den Kardinaal - Aartshertoge, wederom te raade geworden, om een Gezantschap herwaards te zenden, tot bevordering der vrede. Sommige Ryksleden hadden, op den jongsten Ryksdag, gedreeven, dat de Vereenigde Staaten den Koning van Spanje behoorden te vertrouwen, wanneer de Keizer en 't gantsche Ryk borg voor hem bleeven: waartegen anderen, nogtans, hadden aangemerkt, hoe weinig het den Staaten gelyken zou, zo de Spaanschen 't verdrag niet hielden, eerst aan 't Ryk te klaagen, en daarna af te wagten, dat partyen gedaagd, gehoord en geoordeeld werden. Men voegde | |
[pagina 437]
| |
'er by, dat de Staaten, al werdt schoon Spanje in 't ongelyk gesteld, zig geene hulp van 't Ryk zouden konnen belooven, alzo zelfs de Westfaalsche Kreits, die, naar den inhoud der Landvrede, door 't Ryk, tegen vreemd Krygsvolk, beschermd moest worden, hulpeloos gelaaten werdtGa naar voetnoot(q). De Keizer besloot nogtans, voortte vaaren met het bewerken der vrede. Vooraf, deedt hy vrygeleide voor zyne gezanten verzoeken van de Vereenigde Staaten. Doch deezen weigerden, heuschelyk, in eenige onderhandeling te treeden met SpanjeGa naar voetnoot(r): waarom men hun, in Duitschland, beschuldigde, dat zy de vrede niet zogten. Don Guillam de S. Clement, Gezant van Spanje in Duitschland, trok voordeel uit deeze omstandigheden. De HertoginGa naar margenoot+ van Kleeve was onlangs zeer schielyk overleeden: waarna 's Hertogs Raaden, de beterschap van den krankzinnigen Vorst voorgeevende, hem, terstond, eene andere Gemaalin, uit den Huize van Lotharingen, toeschikten, en, ondertusschen, 't bewind der Regeeringe in handen hielden. Zo zeer steundenze zelfs op den voorspoed der Spaanschen, hunne vrienden, dat zy de afgevaardigden der Vorsten van Brandenburg en Nieuwburg ten Lande uit deeden vertrekken, en den algemeenen Staaten stoutelyk afvraagden, watze van hun te wagten hadden? waarop deezen bescheidener antwoordden ‘dat zy, schoon vrienden der Vorsten van Bran- | |
[pagina 438]
| |
denburg en Nieuwburg, vrede met hen houden wilden, mids zyze zelven heiliglyk hielden, en geene uitheemsche magt in Duitschland haalden.’ De Spaansche Gezant by den Keizer en Don Francisko de Mendoza, Admirant van Arragon, die, ten deezen tyde, Duitschland doorreisde, wisten, hieruit, en uit het verder gebeurde, de Vereenigde Staaten te vertoonen, als t'eenemaal afkeerig van de vrede, en bragten te wege, dat de tegenwoordige Regeering van Kleeve en Gulik, die geheel Spaanschgezind was, door een Keizerlyk Plakaat, bevestigd werdtGa naar voetnoot(s): van welke en andere byzonderheden, men, eerlang, hier te Lande, uit verscheiden' onderschepte BrievenGa naar voetnoot(t), kennis kreeg. |
|