Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVIII. Kleefsche Onlusten.In de nabuurige gewesten, waren, onlangs, eenige onlusten gereezen, waarin de Staaten der Vereenigde Nederlanden, ook, door den tyd, deel namen. Jan, Hertog van Kleeve, Gulik en Berg, was, sedert eenigen tyd, vervallen in eene soort van zwaarmoedigheid of mymering, die, eerlang, tot dolheid overgeslaagen zynde, gelegenheid gaf, dat men hem in eene kamer opgeslooten hieldt. Terstond hierna, viel 'er geschil over de Regeering; die de Hertogin, ondersteund door de Spanjaards, wier konstenaaryen, reeds onder de | |
[pagina 417]
| |
voorige Regeering, in deeze Vorstendommen, bekend geworden warenGa naar voetnoot(r), zig zogt aan te maatigen. Doch Joan Sigismund, Markgraaf van Brandenburg, die met eene Zusters Dogter, en Filips Lodewyk, Paltsgraaf van Nieuwburg, die met eene Zuster des Hertogs van Kleeve gehuwd was, kanteden zig hiertegen, beweerende, dat hun, als naasten erfgenaamen uit hoofde hunner Gemaalinnen, het bewind der Regeeringe, voor de Hertoginne, toekwam: onaangezien de Keizer begreep, dat de Vorstendommen van Kleeve, Gulik en Berg niet aan hun, maar, by mangel van manlyk oir, aan 't Ryk vervallen moesten. De Protestanten deezer Vorstendommen en eenige Roomschgezinden vielen den Vorsten van Brandenburg en Nieuwburg toe; die eerlang uitwerkten, dat de krankzinnige Vorst, door eenigen uit den adel, in vryheid gesteld, en de Hertogin, daarentegen, in hegtenis genomen werdt. Tegen deeze, werden toen zwaare beschuldigingen ingebragt, onder anderen, dat zy, voor haar Huwelyk, gemeenschap gehad hadt en verloofd geweest was, met den Graave van Manderscheid: waaruit men besloot, dat haar Huwelyk met den Hertoge van Kleeve wetteloos verklaard moest worden. Doch de Roomsch- en Spaanschgezinden, die op de zyde der Hertoginne waren, bragten te wege, dat 'er eenig volk geworven werdt, door den Graave van Zwartsenburg, waarvan men zig dagt te bedienen, om | |
[pagina 418]
| |
de Hertogin te herstellen in 't bewind. Ga naar margenoot+ Terwyl de zaaken dus stonden, zogt Brandenburg de vriendschap der Vereenigde StaatenGa naar voetnoot(s). Zyn toeleg was, een verbond te sluiten, tusschen hen en de Ridderschap en Steden der Vorstendommen des Hertogs van Kleeve: waarvan het oogmerk zyn zou, deeze Vorstendommen te bewaaren, by derzelver vryheden en wettige Regeeringe. De Staaten zelven zonden, in Herfstmaand deezes jaars, eenigen naar Emmerik af, om nader, doch zeer in 't heimelyk, met eenige vertrouwde Kleefsche Grooten, te spreeken. Men verzogt toen eene goede somme gelds van de Staaten, wanneer men zig sterk maakte, de Regeering op eenen goeden en vasten voet te zullen konnen brengen. Doch de Staaten, bezeffende, dat het Land vol Roomschgezinden stak, die, tot nog toe, de meeste magt in handen, en de naaste Bisdommen op hunne zyde hadden, oordeelden, voorzigtelyk, dat de zaak der Patriotten, gelykze zig noemdenGa naar voetnoot(t), nog tot geene genoegzaame rypheid gekomen was, om 'er zig in te steekenGa naar voetnoot(u). Wat gevolg zy, naderhand, gehad hebbe, zullen wy, ter zyner plaatse, aantekenen. |
|