Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 419]
| |
friesland; doch behieldt haare eigene wetten, vryheden en Regeering. Ook beleeden de Ingezetenen in 't gemeen den Hervormden Godsdienst. Doch hieruit; en uit andere oorzaakenGa naar voetnoot(v) was, in 't voorleeden jaar, eenig verschil gereezen, met Graave Edzard den II, die der Augsburgsche belydenis toegedaan was, en, door zyne Gemaalin, zeer tegen die van Embden werdt opgezet. Om deezen onder de knie te krygen, deedt hy belastingen leggen op de koopwaaren, en voerde Wethouders en Raaden naar zynen zin ter Regeeringe in. Eindelyk, dryvende, dat de Godsdienstige Byeenkomsten der Embderen oproerige Vergaderingen; en de aalmoesen, welken men daar verzamelde, geschikt waren, om hem, met geweld, te wederstaan, bragt hy bezetting op 't Kasteel, met welke, hy zig de Stad geheellyk dagt te onderwerpen. De burgery, reeds te vooren, zeer gestoord op den Graave, verloor toen allen geduld. Men hadt haar, voorheen, reeds geweezen op het voorbeeld haarer nabuuren, de Hollanders en Friezen, en vermaand, om, even gelyk deezen, haaren Godsdienst en vryheid, met de wapenen, te beschermen: ook om, ware 't mogelyk, een verbond aan te gaan met de Vereenigde Gewesten. Nu scheenen deeze redenen te klemmen. De Ingezetenen, zig een opperhoofd verkooren hebbende, grypen de wapenen op, en verzekeren zig van 't geschut, van 't Raadhuis en van de Poorten. Voorts, verstellen zy | |
[pagina 420]
| |
de Wet, en noodzaaken 's Graaven bezetting, door honger, tot het ruimen van 't SlotGa naar voetnoot(w).Ga naar margenoot+ Toen wenden de Graaf en de Stad beide het oog naar de Vereenigde Gewesten, om onderstand. Men ontving beider afgezondenen in den Haage. Elk sprak zyn schoonst. De Graaflyke gezanten beschuldigden de Stedelingen van muitzugt. De Embders den Graave van het besnoeijen hunner vryheden, in 't burgerlyke en in 't Godsdienstige; geevende zy, voorts, niet donkerlyk, te verstaan, dat de Graaf Spaansche hulp zogt, ja gezind scheen, de Stad aan den Spanjaard, tegen andere goederen, af te staan. De Staaten, beiderlei gezanten gehoord hebbende, gaven zulk antwoord, dat noch Graaf Edzard buiten vrees gesteld werdt, noch de Embders zig verzekeren konden van hunnen bystandGa naar voetnoot(x). Doch toen, daarna, tyding kwam, dat 's Graaven Zoon, Enno, Krygsvolk te hoop rukte, en zig versterkte, tegen over DelfzylGa naar voetnoot(y), versterkten zy ook de Vloot, die gewoonlyk den Eemsstroom bewaarde, en deeden een Regement Friezen naar Embden trekken, welk, met open' armen, ontvangenGa naar margenoot+ werdt. Graaf Edzard, geene andere uitkomst ziende, nam, kort hierna, de Staaten tot middelaars aan, tusschen hem en de Stad. Ook bevredigden zy partyen, door een VerdragGa naar voetnoot(z); dat, op den vyftienden van Hooimaand, te Delfzyl, geslooten werdt, | |
[pagina 421]
| |
en van deezen inhoud was: ‘In de Stad zou de gewoone Godsdienst vryelyk geoefend worden. Den Graave zou ook de zyne, daar buiten, vry staan. In de Kerkelyke Byeenkomsten, waarby de Raad der Stad een' Gemagtigde zou mogen zenden, zouden geene dan Kerkelyke zaaken mogen worden verhandeld. De Predikanten zouden, door deeze Vergaderingen, verkooren, door den Graave, goedgekeurd worden. Van de vier Burgemeesteren en negen Schepenen zou, jaarlyks, de helft afgaan; zo dat niemant, langer dan twee jaaren, in 't bewind zou konnen blyven. In de plaats der afgaanden, zou de Graaf anderen kiezen, uit een dubbel getal, door den Raad benoemd. De Raad, uit veertig Persoonen bestaande, zou zyne eigen' Leden kiezen. Alle belastingen, strydig met de vryheden der Stad, zouden afgeschaft blyven. De Graaf zou 't Kasteel slegten, en der Stad onderwerpen. Hy zou de vaart voorby de Stad, door geene nieuwe sterkten, hinderen: en deeze weldaaden des Graaven zou de Stad, aan hem, met eene goede somme gelds, erkennen. Zyne opvolgers en de Regenten der Stad zouden deeze punten, in vervolg van tyd, ook bezweeren moeten.’ Het wederzydsch aangenomen Krygsvolk werdt, na 't sluiten van dit verdrag, afgedankt, en de Staatsche bezetting, naar Friesland, te rug gezondenGa naar voetnoot(a). Doch de een- | |
[pagina 422]
| |
dragt was zo niet hersteld, of dezelfde onlusten borrelden, van tyd tot tyd, wederom op: gelyk wy, ter zyner plaatse, nader staan te melden. |
|