Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 398]
| |
II. Aanslagen op het leeven van Prinse Maurits.Michiel Renichon, Priester in 't Land van Namen, op vermoeden, dat hy eenen aanslag op Breda in den zin hadt, in Lentemaand laatstleeden, in soldaatengewaad, gevat, en, sedert, naar den Haage gebragt zynde, hadt zig, aldaar, met eenen strop, het leeven willen beneemen; waarop hy, scherpelyk ondervraagd zynde, beleeden hadt, dat hy, door den Graave van Barlaimont, met kennisse van den Aartshertoge, omgekogt was, om Prins Maurits van kant te helpen; ten welken einde, hy en meer andere Persoonen zig herwaards begeven hadden: een van welken, dien hy noemde, ook toeleg maakte, om den jongen Henrik Fredrik, die thans op de Hooge Schoole te Leiden was, om te brengen. Hy voegde 'er by, dat Oldenbarneveld, Aldegonde en andere voornaame luiden ook gevaar liepen van hun leeven. Al het welke bekend geworden was, niet lang voor de aankomst van Hartius en Komans. Doch deezen beweerden, dat de gevangen, die, nogtans, zyne belydenis, in hunne tegenwoordigheid, bevestigde, alles verdigt hadt. Zelfs verzogten zy, dat hy, onder goede verzekering, gevoerd mogt worden, naar Antwerpen of Brussel, om, daar, tegen den Graave van Barlaimont, gehoord te worden: of, zo dit den Staaten niet geviel, zou Barlaimont, meendenze, zig, op behoorlyke zekerheid, wel naar Breda begeeven willen, daarmen hem en Renichon zou konnen onderzoeken. In deezen laatsten voorslag, schoon men veele moeite met het vinden van zekerheid gehad zou hebben, zou- | |
[pagina 399]
| |
den de Staaten egter hebben bewilligd, zo de afgezondenen hadden konnen verklaaren, dat zy dien, uit den naam van den Graave, of van den Aartshertoge, gedaan hadden. By gebrek van zulk eene verklaaring, bleef het verder onderzoek van dit stuk agter, en Renichon werdt, volgens een vonnis van eenige Raaden, hiertoe, byzonderlyk, gemagtigd door de algemeene Staaten, op den derden van Zomermaand, onthalsd en gevierendeeldGa naar voetnoot(f). Ook werdt, in Slagtmaand hieraan volgende, te Bergen op Zoom, ter dood gebragt zeker soldaat, Pierre du Four genoemd, die, insgelyks, beleeden hadt, dat la Motte, Assonville en de Aartshertog zelf hem hadden aangezet, om Prins Maurits te vermoorden; en dat hy zig, met zulk een voorneemen, herwaards begeven hadtGa naar voetnoot(g). Het ontdekken van zulke snoodheden bragt hier zo grooten afkeer voort van de Vredehandeling, dat 'er, van de Spaansche zyde zelve, vooreerst, niet meer op gedrongen werdt. In den aanvang van Bloeimaand deezesGa naar margenoot+ jaars, waren de algemeene Staaten, door een plegtig Gezantschap, van wege den Koning van Schotland, verzogt, om, nevens de Koningen van Frankryk en Deenemarke, en de Koningin van Engeland, als getuigen te willen staan, over den Doop van 's Konings eersten Zoon, dien hem zyne Gemaalin Anna, Prinsesse van Deenemarke, ge- | |
[pagina 400]
| |
baard hadtGa naar voetnoot(h). De vriendschap tusschen Koning Jakob en deezen Staat was volkomenlyk hersteld geworden, sedert dat men, in Schotland, eene samenzweering van Spaanschen Roomschgezinden tegen de Regeering ontdekt hadt: waardoor de Koning, die reeds verdagt geworden was van te groote geneigdheid tot de Roomschgezinden, andere maatregels hadt beginnen te neemen. Hierop, hadt hy William Stuart, in de Lente des voorleeden jaars, herwaards gezonden, om een Verbond van Vriendschap en onderlinge bescherming met de Vereenigde Gewesten te sluiten. En hoewel dit werk toen zyn beslag niet kreeg, besloot men, egter, eenen Agent in Schotland te houden, tot aankweeking der onderlinge vriendschapGa naar voetnoot(i). De Staaten vaardigden nu Walrave, Heer van Brederode, en Meester Jakob Valke, aan 't hoofd van veele Edelen, naar Schotland af, om, uit hunnen naam, te staan over 's Prinsen Doop, die, op den negenden van Herfstmaand, geschiedde. Tot eene Pillegave, schonken de Staaten den jonggebooren 't wee gouden koppen, benevens eenen Lyfrentebrief van vyfduizend guldens in 't jaar, leggende in eene gouden dooze. De oude Verbonden van Vriendschap werden, ten zelfden tyde, vernieuwd en bevestigdGa naar voetnoot(k). De Koningin van Engeland zag deeze mildheid | |
[pagina 401]
| |
der Staaten, omtrent haaren nabuur en naasten erfgenaam, met afgunstige oogen, en liet 'er zig scherp over uit tegen de Gezanten, die haar, op de te rug reize, waren komen begroeten; vorderende, volgens haare gewoonte, wanneer zy misnoegd was, de agterstallen, welken de Staaten haar schuldig waren. Doch men paaide haar, eerlang, met eenige schepenGa naar voetnoot(l), die zig, by haare vloote, voegden, om de Spanjaards te verdryven van de kusten van Bretagne; alwaar zy, sedert eenigen tyd, de vaart naar 't Westen, grootelyks, belemmerdenGa naar voetnoot(m). De Staaten van Bretagne zelven hadden, onlangs, de Vereenigde Gewesten om onderstand verzogt, en derzelver Gemagtigden waren, niet zonder hoop op eenige hulpe, te rug gezondenGa naar voetnoot(n). |
|