Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 393]
| |
Vaderlandsche historie.
| |
[pagina 394]
| |
bertog van Oostenryk, wordt Landvoogd. Filips Willem, Prins van Oranje, keert met hem uit Spanje. XIII. De Aartshertog hemagtigt Calais en Ardres. Hy wint Hulst. De Staaten neemen Waardgelders aan. XIV. Keizer Rudolf arbeidt tot bevordering der Vrede. Kleefsche zaaken. XV. Togt der Engelschen en Staatschen naar Spanje. Kadix geplonderd. Geldgebrek in Spanje. XVI. Handeling der Staaten met Frankryk en Engeland. Toerusting ter zee, in Spanje en Portugal, verydeld, door een' storm. XVII. Verbond tusschen Frankryk en Engeland, waar in de Staaten treeden, Byzonder Verbond tusschen Frankryk en de Staaten. Verklaaring van Koning Henrik den IV. ten voordeele van 's Lands Hooge Schoole te Leiden. Handel met Deenemarke. XVIII. Oorsprong van het Regt des eersten Edele in Zeeland en geschillen deswege. XIX. Gevegt by Turnhout. Amiens verlooren en herwonnen. Vyandlyke onderneemingen. XX. Maurits verovert Alfen, Rynberk, Meurs, Grol, Breêvoort, Enschede, Ootmarsum, Oldenzeel en Lingen. Graaf Fredrik van den Berge valt in de Zevenwolden. XXI. Ongelukkige Schcepstogt der Engelschen en Staatschen. XXII. De Koning van Poolen raadt tot Vrede. Handel met het Ryk. Deensch Gezantschap. XXIII. Twist tusschen Groningen en de Ommelanden. Verschil met Zeeland, over 't heffen der Verlofgelden. XXIV. Vyf Kollegien ter Admiraliteit opgeregt. XXV. Huwelyk van Don Emmanuel van Portugal en Emilia van Nassau. XXVI. Muitery onder 's vyands Krygsvolk. Opening van Vredehandel tusschen Frankryk en Span- | |
[pagina 395]
| |
je. XXVII. Overdragt der Nederlanden aan de Infante Izabella Klara Eugenia. Gezantschap naar Frankryk en naar Engeland. XXVIII. Handeling der Staaten, in Frankryk. XXIX. Vrede tusschen Frankryk en Spanje. Verdrag tusschen Engeland en de Staaten. XXX. Voornaamste inhoud van de Voorwaarden der overdragt aan de Infante. De Aartshertog aanvaardt de heerschappy, uit den naam zyner Gemaalinne. | |
I. De Aartshertog vangt eene Vredehandeling aan, met de Vereenigde gewesten.DE Aartshertog Ernst van Oostenryk, die zig, terstond na zyne aankomst in de Nederlanden, hadt laaten verluiden, dat hy voorhadt, de gewesten, onderling, en met den Koning, te bevredigen, scheen hiervan, eerlang, zyn werk te willen maaken, en gaf aan Otto Hartius en Jeronimus Komans, die, op vrygeleide, herwaards gekomen waren, om eenige byzondere zaaken te verrigten voor de Prinsesse van Chimai, eenen Brief mede aan de Staaten der Vereenigde gewesten, gedagtekend den zesden van Bloeimaand. De Advokaat Oldenbarneveld hadt, reeds in 't voorleeden jaar, berigt gekreegen van het oogmerk van deezen twee, en Hartius, een Nieuwmegenaar van geboorte, was hem afgemaald, als schrander, doortrapt en weinig te vertrouwenGa naar voetnoot(a). Den zestienden van Bloeimaand, leverden zy den Staaten, in den Haage, den Brief des Aartshertogs over, die, zo wel als het | |
[pagina 396]
| |
voorstel, welk zy 'er nevens deeden, strekte, om te vertoonen ‘welke nadeelen de Landen leeden door den oorlog, en hoe veele veele voordeelen zy te wagten hadden, zo zy zig, op redelyke voorwaarden, wilden begeeven onder de voorige gehoorzaamheid:’ wordende, daarin, wyders, aangemerkt ‘dat de Aartshertog, gesprooten uit het beroemde Huis van Oostenryk, van geene trouwloosheid, by de Staaten, verdagt gehouden, en daarom, als bemiddelaar deezer voorwaarden, veilig aangenomen kon worden. Dat hy, om de vrede in de Nederlanden te bewerken, zyn eigen Vaderland en zyns Broeders Hof verlaaten hadt. Dat de Staaten zig, door het voorspoedig beloop hunner zaaken, niet moesten laaten verblinden, maar de gelegenheid, die hun nu voorkwam, waarneemen, eer de kans des oorlogs wederom keerde.’ In den Brief des Aartshertogs, werdt den Staaten de titel gegeven van welgebooren', edelen, erentfesten, eerzaamen, voorzienigen, lieven, byzonderenGa naar voetnoot(b). In 't antwoord, welk zy den twee afgezondenen gaven, weezen zy aan ‘hoe hunne zaak, eertyds, door Keizer Maximiliaan den II, en, door den Aartshertoge Matthias, goedgekeurd en verdedigd was; hoe de voorzienigheid hen nu, door eigen' dapperheid, en door den bystand van magtige bondgenooten, in staat gesteld hadt, om der Spanjaarden hoogmoed te fnui- | |
[pagina 397]
| |
ken: waarom zy die zelfde voorzienigheid 1594. liever dan eenen trouwloozen vyand deeze hunne zaak bevolen wilden laaten.’ Ook verzuimden zy niet, door voorbeelden, en, uit onderschepte brievenGa naar voetnoot(c), te toonen, hoe weinig 'er te tellen ware, op de beloften, die Filips nu mogt goedvinden te doen: daar by voegende ‘dat het beraamen der Vredepunten den Landvoogden aanbetrouwd werdt; terwyl het onderhouden derzelven aan den Koning stondt; en dat 'er geene hoop tot vrede zyn kon, zo lang het uitheemsch Krygsvolk in de Nederlanden bleef, en de Spaansche Heeren, al 't bewind in handen houdende, de vreedzaame oogmerken des Aartshertogs om verre stietenGa naar voetnoot(d).’ Uit dit Antwoord, welk, naderhand, van de Spaansche zyde, in openbaaren druk, wederlegd werdtGa naar voetnoot(e), was ligtelyk te speuren, hoe weinig men hier geneigd was tot de vrede. Om 't gemeen ook van dezelve afkeerig te maaken, verspreidde men, hoe veelen onder de Roomschgezinden dreeven, dat men niet verpligt was, den ketteren zyn woord te houden: waaruit men wilde afgenomen hebben, hoe weinig 'er, op een verbond met den Koning van Spanje, te tellen ware. De voorslag des Aartshertogs vondt dan nergens ingang. Ook hadt de ontdekking van eenen toeleg tegen 't leeven van Prinse Maurits veel bygebragt, om dien van de hand te doen wyzen. |
|