Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVIII. Fransche zaaken.De onderstand, dien de Staaten, in 't voorleeden' jaar, onder Graave Filips van Nassau, naar Frankryk, gezonden hadden, was, vandaar, merkelyk gesmolten, te rug gekeerd. Doch Koning Henrik hadt, sedert, den Heere van Buzanval, zynen Ambassadeur, herhaalden last gegeven, om nieuwe | |
[pagina 373]
| |
hulp van de Staaten te verzoeken. Die van Holland bewilligden, de eersten, in een regement knegten, voor den tyd van vier maanden, waartoe vyfentwintigduizend ponden ter maand vereischt werdenGa naar voetnoot(d). En toen nu, met den aanvang deezes jaars, de Hertog van Mayenne de Fransche Edelen en Grooten byeen geroepen hadt, om, in de plaats van den overleeden' Kardinaal van Bourbon, een' nieuwen Koning te kiezen, terwyl Graaf Karel van Mansfeld zig gereed maakte, om, met het Leger, door Parma verzameld, dit voorneemen te ondersteunen, besloot men, om hem op de grenzen op te houden, omtrent drieduizend man, onderGa naar margenoot+ Graave Filips van Nassau, naar Luxemburg te zenden; daar 't hem byna gelukt was, S. Vit te verrassen. Nu regtte hy weinig meer uit, dan dat hy eenige Dorpen, hier, en in Limburg, plonderde en verbrandde; waarna hy, met merkelyken buit, te rug keerdeGa naar voetnoot(e). Mansfeld, Pikardye zynde ingerukt, maakte zig meester van Noyon en daarna van Imbercourt en S. Valeri. Op de Vergadering, die, tot het kiezen eens nieuwen Konings, byeen geroepen was, verscheen ook de Hertog van Feria, Ambassadeur des Konings van Spanje, met last, om het regt der Infante Izabella Klara Eugenia, voor te staan, en te bewerken, dat de Koninglyke waardigheid aan eenen haarer Neeven, Ernst | |
[pagina 374]
| |
of Maximiliaan van Oostenryk, werdt opgedraagen, dien zy dan ten Huwelyk gegeven zou worden. Filips neigde egter meest tot den eersten van deezen twee. Doch de voornaamsten hadden geenen zin in deezen voorslag. Sommigen, bevroedende, dat de gewigtigste reden, waarom men Henrik den IV. onbevoegd hieldt, tot het bekleeden van den Franschen Troon, zyne zogenaamde Kettery was, waarom hy zelf, door den Paus, in den ban was gedaan, drongen hem zo sterk, tot het verlaaten der Hervormde LeereGa naar voetnoot(f), dat hy 'er, eindelyk, toe besloot. In Bloeimaand deezes jaars, deedt hy openbaare belydenis van den Roomschen Godsdienst, zonder welke, geen kans scheen tot herstelling van de rust en eendragt in 't Ryk. Hy gaf, terstond, kennis van zyne verandering aan de Vereenigde Staaten, die 'er niet zeer mede vergenoegd waren; doch evenwel zorg droegen, dat men 'er, hier te Lande, op de Predikstoelen, geen nadeelig gewag van maakte. Op den laatsten van Hooimaand, werdt 'er een Bestand voor drie maanden in Frankryk geslooten. Rouan, Orleans en Parys onderwierpen zig daarna aan den Koning. De rust in 't Ryk werdt allengskens hersteld. Doch de Koning van Spanje liet niet na, Frankryk, nog eenige jaaren, van den kant der Nederlanden, te bestooken: waardoor de Vereenigde Staaten genoodzaakt werden, den Koning van Frankryk, in krygs- | |
[pagina 375]
| |
behoeften, geld en manschap, by aanhouding, te ondersteunenGa naar voetnoot(g). In Holland, werdt de veldtogt deezesGa naar margenoot+ jaars begonnen, met de belegering van Geer truidenberg, waartoe men, geduurende den winter, de noodige toebereidsels gemaakt hadt. De Stad was rykelyk voorzien van bezetting, die onder bevel stondt van Dismas van Berge, Heere van Waterdyk. De Ruitery, die te Breda en te Heusden bezetting hieldt, berende de Stad, op den zevenentwintigsten van Lentemaand. Des anderendaags, vertoonde Prins Maurits zelf zig voor de Stad: terwyl het voetvolk, zevenenzestig vendelen sterk, vast aankwam. De Prins wendde al zynen vlyt aan, om de Stad te bemagtigen, eer zy, door de benden, die uit Frankryk verwagt werden, ontzet kon worden. Op den vyfden van Grasmaand, overmeesterde hy de schans Steelhoven, niet verre van de Stad. Wat laater, leeden de loopgraaven, welken men reeds hadt beginnen te maaken, veel van het hoog getyde, aangezet door eene styve koelte, uit den Noordwesten. Ook deeden de belegerden, nu en dan, eenen gelukkigen uitval. Maar het onstuimig weder en de zwaare regen hinderden den Prins meer dan iets anders. Hy was nog maar weinig gevorderd in den aanvang van Zomermaand, toen men berigt kreeg, dat de Ruitery des Graaven van Mansfeld reeds tot by Turnhout gekomen was. Doch | |
[pagina 376]
| |
Maurits hadt de toegangen naar Geertruidenberg zo wel bezet, dat zy nergens doorbreeken kon, en zelfs gedeeltelyk geslaagen werdt. Ook lag 's Prinsen Leger, naar gewoonte, zo sterk begraaven, dat het bezwaarlyk zou hebben konnen aangetast worden: behalve dat eenige schepen, halvemaanswyze voor de Stad gelegd, haar, ook van den waterkant, ongenaakbaar maakten. Mansfeld, die zig, met zyn Leger, in 't gezigt der belegeraaren, nedergeslaagen hadt, werdt, mids hem de toevoer afgesneeden werdt, door de bezetting van Breda, een en andermaal, genoodzaakt van Legerplaats te wisselen, zonder iets te konnen toebrengen tot ontzet van Geertruidenberg. Tusschen de wederzydsche benden, vielen egter eenige schutgevegten voor, in eene van welken, de Graaf van Hohenlo gekwetst werdt. Maurits, midlerwyl, nog vier Fransche vendelen bekomen hebbende, zettede zyne werken zo vlytig voort, dat hy zig in staat vondt, om een der Ravelynen voor de Stad aan te tasten, en op den vierentwintigsten van ZomermaandGa naar margenoot+ te bemagtigen. Toen sloeg de schrik in de belegerden, die, nog dien zelfden dag, de Stad opgaven, bedingende de bezetting den vryen uittogt met zydgeweer en pakkaadje. Doch drie soldaaten, die de Stad, vyf jaaren te vooren, hadden helpen verraaden, werden gegreepen en opgehangen. De Graaf van Mansfeld, bekommerd voor 's Hertogenbosch, zogt zig, na 't overgaan van Geertruidenberg, meester te maaken van de schans Crevecoeur, die Staatsche | |
[pagina 377]
| |
bezetting inhadt, en 's Hertogenbosch zeer benaauwde. Doch Maurits voorkwam hem, zig nederslaande tusschen hem en de schanse; en hem eerlang noodzaakende, de wyk te neemen naar het Land van Kuik. De Prins, sedert, eenige looze beweegingen gemaakt hebbende, als hadt hy voorgehad, 's Hertogenbosch aan te tasten, zondt, eerlang, een deel zyns Legers naar Friesland, zonder, dit jaar, eenige verdere belegering te onderneemen. De Graaf van Solms viel, op den dag van het overgaan van Geertruidenberg, in 't Land van Waas, en bemagtigde, aldaar, wederom eenige Sterkten; doch Mondragon dwong hem dezelven, eerlang, te verlaaten. Het bevel van Geertruidenberg werdt denGa naar margenoot+ jongen Prinse Henrik Fredrik opgedraagenGa naar voetnoot(h). De Staaten van Holland hadden deezen ook, onlangs, een Regement van twintig vendelen knegten vereerdGa naar voetnoot(i), op dat zyne Vrouw Moeder, uit de inkomsten van het zelve, een deel der kosten zyner opvoedinge zou konnen vindenGa naar voetnoot(k). |
|