Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIX. Krygsbedryven in Friesland.Na 't overgaan van Koeverden en Steenwyk, en 't bezetten der Friesche Steden en Sterkten, was Groningen alle gemeenschap, met de Plaatsen langs de binnenzyde des Yssels, en met de zee en stroomen afgesneeden. De weg naar Duitschland over de Bourtange, eene moerassige heide, was de eenigste, die der Stad toevoer verschafte. Verdugo lag, ten deezen tyde, met vyftienhon- | |
[pagina 378]
| |
derd man, onder de Stad, en hadt nog een goed deel knegten in Drente en Twente; zo dat hy, binnen kort, vierduizend man byeen brengen kon. Met dit volk, bestondt hy 't platte land van Friesland af te loopen. Waarom Graaf Willem van Nassau, die reeds beschuldigd werdt, dat hy zig niet genoeg aan Friesland gelegen liet leggenGa naar voetnoot(l), om den haat geen verder voedsel te geeven, by tyds, in de weer was, om de grenzen, tegen de vyandlyke invallen, te dekken, en de sterkten, met naame Koeverden, daar thans groot gebrek aan alles was, te voorzien van voorraadGa naar voetnoot(m). Ook stigtte hy eene sterkte op de Bourtange, en trok, daarna, met den grootsten hoop zyns Legers, voort, tot agter Groningen, in verwagting, dat de Stad, nu van alle zyden beslooten, zig voor hem verklaard zou hebben; waarin hy zig nogtans bedroogen vondt. Ga naar margenoot+ Midlerwyl, maakte Graaf Fredrik van den Berg, door den Graave van Mansfeld, met eene aanzienlyke magt, herwaards gezonden, zig meester van het Steedje Ootmarsum en van Aduwarderzyl, Slogteren, Wedde en Winschooten, allen schansen in deezen oord, te vooren door Graave Willem bemagtigd, waardoor Groningen wederom aan eenigen ademtogt geraakte. Toen begeest hy zig, van Verdugo verzeld, naar de Bourtange, om, ware 't mogelyk, de nieuwe sterkte aldaar te overweldigen, 't | |
[pagina 379]
| |
welk de moerassige grond hem, in 't vogtig jaargetyde, ondoenlyk maakte. Hierop besluitGa naar margenoot+ de vyand Koeverden aan te tasten; doch de Plaats was te wel voorzien, om schielyk te konnen bemagtigd worden. De bevelhebber, Kaspar van Eusum, aangezogt door Verdugo, liet zig, noch door vreeze, noch door beloften, beweegen, om in zyne trouwe te wankelen. Midlerwyl, was in 't Spaansche Leger zo groot een gebrek aan voorraad, tegen het naderen van den winter, dat de knegten, by hoopen, ja by geheele vendelen tevens, verliepen. Desonaangezien, bleef Verdugo, met het overschot zyns heirs, den geheelen winter over, voor Koeverden leggen. Doch Graaf Willem brak op met zyn Leger omtrent het midden van Wynmaand, voorts weinig uitregtende, in dit jaar. Alleenlyk hernam hy 't Huis te Wedde, Winschooten en Midwolde, en belegerde Aduwarderzyl. Verdugo veroverde Ruwynen: waarmede de veldtogt in deezen oord beslooten werdtGa naar voetnoot(n). Ook viel elders niet veel meer te doen. In Slagtmaand, ondernam Graaf Filips van Nassau Limburg, en Prins Maurits Brugge te verrassen. Doch beide deeze aanslagen mislukten. Zo ging 't ook, aan de andere zyde, met eenen toeleg op Zuidbeveland, dien de Graaf van Mansfeld, ten zelfden tyde, in den zin hadtGa naar voetnoot(o). Eenige maanden te vooren, hadt 'er een sterk gerugt geloo- | |
[pagina 380]
| |
pen, dat hy voorhadt Oostende te belegeren: welk egter naderhand in rook verdweenen isGa naar voetnoot(p). Ga naar margenoot+ Gebrek aan betaaling en mondbehoeften aan eenige oorden hadt, omtrent deezen tyd, wederom eene gevaarlyke muitery verwekt, onder het Krygsvolk. Het Staatsche was 'er niet geheel vry vanGa naar voetnoot(q); doch dit kwaad toonde zyne meeste kragt, onder de vyandlyke knegten. Te Rynberk, nam de bezetting haare Oversten gevangen, verkoor zig eenen Raad van drie Persoonen uit ieder vendel, die de Bisschoplyke Regten en Tollen ontvingen, en, uit dezelven, leeningen deeden onder de soldaaten. Te Nuis, was de helft der bezetting om buit uitgetoogen op vrienden-land. Doch de andere helft werdt, midlerwyl, ter Poorten uit gejaagd, door de Burgerye, die, sedert, meester der Plaatse bleef. Graaf Herman van den Berg moest de bezetting van Rynberk ten volle betaalen, eer zy de Stad ruimen wilde, waarna hy 'er ander volk binnen bragt. Op de grenzen van Frankryk, waren de Spanjaards ook aan 't muiten geslaagen, en hadden Graave Karel van Mansfeld, hunnen Veldheer, beroofd van zyn pakkaadje en zilverwerk, daarna zig meester maakende van S. Pol in Artois, waaruit zy 't naaste Land onder brandschatting bragten. Toen men hen met geld te vrede gesteld hadt, volgden de Waalen en Italiaanen, die minder ontvangen had- | |
[pagina 381]
| |
den, hun voorbeeld, veroverden Pont op de Sambre, in Henegouwen, en leefden, eenen geruimen tyd, van de brandschattingen, die zy, uit Henegouwen en Luikerland, ophaaldenGa naar voetnoot(r). |
|