Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIII. Zutfen door Prinse Maurits gewonnen.De vyandlyke bezettingen langs den Yssel hielden de Veluwe en 't Stigt onder brandschatting. Men vondt, derhalve, geraaden, de Steden en Sterkten, die de Spaanschen hier inhadden, met meer gewelds dan tot nog toe geschied was, aan te tasten. Terwyl Maurits, wien een goede Krygsraad, en eenigen uit den Raade van Staate bygevoegd waren, met het Leger der Staaten, uit agtduizend knegten en tweeduizend paarden bestaande, in aantogt was naar Zutfen, gelukte het den Ridder François Vere, wien nu 't bevel over 't Engelsch Krygsvolk opgedraagen was, de schans tegen over deeze Stad, by verrassing, in te neemen, op den drieentwintigsten van Bloei- | |
[pagina 355]
| |
maand. Eenige weinigen van zyn volk hadden zig vermomd, in boeren- en boerinnenkleederen, en waren, veinzende met eenige goederen te vlugten voor het naderend Leger, ter schanse ingelaaten: daar zy, terstond, de bezetting overweldigd haddenGa naar voetnoot(v). Des anderendaags, vertoonde Prins Maurits zig voor Zutfen, daarmen hem in 't geheel niet verwagtte, alzo hy, te vooren, verspreid hadt, dat hy Geertruidenberg, of eenige Stad in Brabant belegeren wilde, en om den vyand te mompen, een stuk wegs, de Maaze langs getrokken was. De bezetting van Zutfen was gering, en de Stad slegt voorzien van mondbehoeften. Graaf Joan Filips van Valkenstein, die den Oud - Keurvorst Truchses gediend hadt, werdt, in eenen uitval der belegerden, doorschooten. Prins Maurits, de Stad, driemaal, uit al 't geschut, hebbende doen beschieten, eischteze, daarna, op, haar, te gelyk, het uiterste dreigende, zo zy 't aangebooden verdrag niet aannam. Men verzogt tyd van beraad. 't Werdt geweigerd. Waarop de Stad zig terstond overgaf, op den dertigsten van Bloeimaand. De bezetting bedong den vryen uittogt: de Stad behoudenis van voorregten. In 't stuk van den Godsdienst, zou men haar, gelyk de andere Steden der Vereenigde Gewesten, handelenGa naar voetnoot(w). Op deezen voet, gingen daarna de Steden gemeenlyk over: waarom wy 't noodeloos rekenen, zulks geduuriglyk te herhaalen. | |
[pagina 356]
| |
Van Zutfen, rukte Prins Maurits, zonderGa naar margenoot+ toeven, naar Deventer, dat beter versterkt, bezet en voorzien was. Graaf Herman van den Berg geboodt binnen deeze Stad. De Prins egter, uit eenige vlugtelingen, berigt bekomen hebbende, dat de bezetting oneenig, en de voorraad zo groot niet was, als men gewaand hadt, maakte zig, op 't spoedigste, meester van de toegangen, en deedt, daarna, de Stad heviglyk en lang beschieten en bestormen, daar veelen, van wederzyde, onder sneuvelden. De belegerden en Graaf Herman, wien een Spanjaard, ten onregte, nagegeven hadt, dat hy zig, met zynen Neeve, Prinse Maurits, verstondt, weerden zig dapperlyk. Voor den tweeden storm nogtans, gaf de Stad zig over, by verdrag, op den tienden van ZomermaandGa naar voetnoot(x). Ga naar margenoot+ Zulke gelukkige beginsels spoorden den Prins tot verdere onderneemingen aan. Op 't sterk aanhouden der Friezen, deedt hy 't Leger trekken, over de veenen en moerassen van Drente, naar Groningen, welke Stad, met een beleg, gedreigd werdt. Maar Verdugo, den aantogt der Staatschen vernomen hebbende, hadt zig, na 't bezetten van Koeverden en Steenwyk, in de Voorstad van Groningen, gelegerd. Ook liep het gerugt, dat Parma zig gereed maakte, tot het ontzet van Groningen. De Prins dan, bevroedende, dat het verder benaauwen der Stad haar ligtelyk noodzaaken zou, tot het ontvangen van Verdugos Leger binnen haa- | |
[pagina 357]
| |
re muuren, waarna zy niet te bemagtigen zou zyn; ook bedugt voor de aankomst vanGa naar margenoot+ Parma, besloot, maar zes dagen na zyne aankomst, op te breeken van voor de StadGa naar voetnoot(y). Hy benaauwde haar egter zeer, door het inneemen der omleggende sterkten, den Opslag, Ementil en Lettebert. Zelfs maakte hy zig meester van de schans Delfzyl, welker vestingwerken, sedert, merkelyk verbeterd werdenGa naar voetnoot(z). Doch Verdugo, loerende op gelegenheid, om de Stad te voorzien van voorraad, herwon Slogteren, eene der zwakste schansen, waardoor haar een weg uit Westfaalen naar de Bourtange geopend werdtGa naar voetnoot(a). De Hertog van Parma was, inderdaad,Ga naar margenoot+ op weg geslaagen, om Groningen te ontzetten; doch hy werdt afgeschrikt van den togt, door de woestheid der wegen, en wendde zig, sedert, naar den Waalkant, daar hy 't beleg sloeg voor de nieuwe sterkte Knodsenburg, tegen over Nieuwmegen, die, door Gerard de Jonge, een' wakker' krygsman, met zeshonderd bezettelingen, verdedigd werdt. Oktaaf, Graaf van Mansfeld, sneuvelde voor deeze vesting. Prins Maurits, die, na 't verlaaten van Groningen, 't oog op Steenwyk geworpen hadt, vernam zo dra 't beleg van Knodsenburg niet, of hy spoedde zig derwaards, en trok, by Arnhem, de Betuwe in, vanwaar hy den belegerden, door tekenen en boden, kennis gaf van zyne aan- | |
[pagina 358]
| |
komst. Een hoop Ruiters, door Parma afgezonden, om 't Leger der Staatschen te onderkennen, werdt gelokt in eene hinderlaage,Ga naar margenoot+ en grootendeels afgemaakt: 't welk zo veel schriks baarde in Parmas Leger, dat hy, terstond, opbrak van voor Knodsenburg, en zyn volk naar de winterlegeringen zondtGa naar voetnoot(b). De spyt, dien hy hierover gevoelde, en eenige onheusche bejegeningen, hem aangedaan te Nieuwmegen, veroorzaakten hem, zo men wil, eene nieuwe onpasselykheid, die hem wederom naar Spa deedt verreizen. Ga naar margenoot+ Maurits, die 't oog op Nieuwmegen hadt, welk, mids de hoogte der Waale, thans nog niet aangetast kon worden, deedt, om den vyand te misleiden, zyne benden, die toen, op zesduizendnegenhonderdvyfenveertig knegten en vyftienhonderdvyfendertig paarden, gemonsterd waren, ook naar de winterlegeringen trekken, en begaf zig, eerlang, met driehonderd vaartuigen vol volks, uit Zeeland, naar 't Land van Waas, daar hy zig eerst van de schansen in deezen oord, en toen, binnen vyf dagen, van de Stad Hulst meester maakte, op den vyfentwintigsten van Herfstmaand. 't Land van Waas, een vrugtbaar gewest, werdt het Krygsvolk ter plonderinge overgegeven, tot dat de opgezetenen beloofden, brandschatting te zullen betaalen; die zy egter, na dat Mondragon, Bevelhebber van 't Kasteel van Antwerpen, kort hierop, de sterkten om Hulst herwonnen hadt, wederom weigerden. De Stad, | |
[pagina 359]
| |
binnen welke, de Graaf van Solms 't bevel hadt, bleef nogtans in de magt der StaatenGa naar voetnoot(c). Eduard Norrits, Bevelhebber van Oostende,Ga naar margenoot+ hadt, in Lentemaand, de schans te Blankenberg, stormenderhand, veroverd, geslegt en wederom verlaaten; doch zy werdt, daarna, van de Spaanschen, veel sterker herbouwd en bezetGa naar voetnoot(d). Wat laater, hadt de bezetting van Breda de Sloten te Turnhout en te Westerlo bemagtigdGa naar voetnoot(e). |
|