Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXII. Handel met de Koninginne van Engeland.Met Engeland, viel, dit jaar, weinig byzonders te handelen. De Koningin hadt eene groote menigte kleederen, hoeden en schoenen, voor haar Krygsvolk, herwaards gezonden, welken zy, zonder 't betaalen der gewoonlyke regten, dagt in te voeren, waartoe de Staaten niet verstaan konden. Hier- | |
[pagina 352]
| |
over, en over andere zaaken van klein belang, viel eenig geschil. Voorts, bleeven de Staaten dringen op het voltallig houden der Engelsche hulptroepenGa naar voetnoot(l). Ook bragten zy te wege, dat de Koningin, in Bloeimaand, eene verklaaring uitgaf, waarby zy de beweegingen, die, op haaren naam, of, zo men voorgaf, ten haaren dienste, eenigen tyd herwaards, verwekt waren, veroordeelde; de ingezetenen, te gelyk, vermaanende, tot gehoorzaamheid aan 's Lands OverheidGa naar voetnoot(m).Ga naar margenoot+ Joachim Ortel, die, veele jaaren, Agent der Staaten van Holland, te Londen, geweest was, overleedt, op den derden van Wynmaand deezes jaarsGa naar voetnoot(n). Noël van Karon, Heer van Schoonewal, bekleedde, naderhand, zyne plaatsGa naar voetnoot(o). Ga naar margenoot+ Vrouw Walburg, Weduwe van den Graave van Nieuwenaar en Meurs, zig, na haars Mans overlyden, met veele schulden bezwaard vindende, besloot, de Heerlykheid der Stede Woudrichem en des Lands van Altena, haar, door haaren eersten Man, den Graave van Hoorne, nagelaaten, voor tweeennegentigduizend guldens, te verkoopen aan de Staaten van Holland, die, hierdoor, deeze Heerlykheid, welke men, somtyds, beweerd hadt, tot Brabant te behooren, met Holland vereenigden. De opdragt geschiedde, voor Leenmannen der Graaflykheid van Holland, op den tweeden van Wynmaand, | |
[pagina 353]
| |
met de gemeene plegtigheid van de overleveringe van eenen halmGa naar voetnoot(p). De voordeelen, door de Vereenigde Staaten,Ga naar margenoot+ dit jaar, op den vyand, behaald, kwamen niet in vergelyking, by de overwinningen des jaars 1591, waarin wy nu treeden moeten. De Hertog van Parma hadt zyne Krygsmagt moeten verdeelen, en grootendeels naar Frankryk zenden. Het overschot was, by mangel van betaalinge, onwillig, om te dienen, en, op verscheiden' Plaatsen, zelfs in Groningerland en in den Gelderschen oord, aan 't muiten geslaagen. Men hieldt voor zeker, dat het Spaansche Leger nooit in zulk eenen slegten staat geweest was, als tegenwoordigGa naar voetnoot(q). De voorspoed des jongsten Krygstogts gaf den Staaten ook merkelyken moed. Graaf Willem van Nassau hadt hun, reeds voor eenigen tyd, geraaden, niet meer verweerender maar aanvallender wyze, te oorloogenGa naar voetnoot(r). Ook hadt de Koningin van Engeland hen en Prins Maurits ernstelyk aangespoord, om eenen inval in Vlaanderen te doenGa naar voetnoot(s). En zy, die, te vooren, naauwlyks in staat waren geweest, om hunne eigene grenzen te beschermen, lieten zig nu, door deeze aanspooringen, en, door de gelegenheid, opwekken, om den vyand, op de zynen, aan te tasten. De Raad van Staate hadt, op 't einde des jaars, den staat van | |
[pagina 354]
| |
Oorlog, voor 't volgende jaar, ingeleverd, en geraamd, dat men, boven omtrent twintigduizend man, die de Staaten, tegenwoordig, in dienst haddenGa naar voetnoot(t), nog drieduizend knegten en driehonderd Paarden moest ligten. De gewesten hadden zig tamelyk gereed getoond, om te bewilligen in de kosten,Ga naar margenoot+ die hiertoe vereischt werden. Zy stonden zelfs Koning Henrik den IV. wederom een' onderstand toe van honderdduizend guldens, om welken hy hen, in Louwmaand, door zynen Gezant Paul Chouart, Heere van Buzanval, verzogt hadtGa naar voetnoot(u). Hun eigen Leger werdt zo wel voorzien, dat het in staat geraakte, om, met de naderende Lente, iets van gewigt te onderneemen. |
|