Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIX. Karel van Heraugiere verrast het Kasteel van Breda, door middel van een Turfchip.'t Verrassen van Breda was de eerste zyner gelukkige onderneemingen, in de Lente deezes jaars. Karel van Heraugiere hadt, op aanraading van Graave Filips van Nassau, den aanslag overlegd met Prinse Maurits; en Lambert Charles, een' wakker krygsman, | |
[pagina 342]
| |
verkooren, om dien, nevens hem, uit te voeren. Adriaan Janszoon van Bergen was gewoon turs en brandhout te leveren op 't Kasteel te Breda, en voer, op wederzydsch vrygeleide, geduuriglyk, af en aan. Van het Turfschip van deezen man vondt men geraaden zig te bedienen. Tegen het einde van Sprokkelmaand, verkoor Heraugiere omtrent zeventig soldaaten, uit verscheiden' vendels, met welken hy zig, des nagts, te Zevenbergen, in 't Turfschip begaf, zonder van iemant gezien te worden. Het schip was met eene zoldering van planken, in 't midden, voorzien, en boven bedekt met turf. Veel ongemaks leedt het volk, op deezen korten togt, zo door koude en honger, als door tegenwind, die te wege bragt, dat men, langer dan twee dagen, op ééne plaats, moest blyven leggen. Eindelyk, genaakte men 't Kasteel, en kwam binnen de laatste boom; die terstond agter 't schip geslooten werdt. Hier kwam een Korporaal het schip bezigtigen; doch zo onagtzaam, dat hy geen onraad vernam. 't Was een geluk, dat niemant zig toen openbaarde, door hoesten, waarmede veelen, egter, de gantsche reize door, zeer gekweld geweest waren. Een, die 't niet myden kon, boodt zynen spitsbroederen zyn leeven aan, op dat zy ook het hunne niet verliezen mogtenGa naar voetnoot(e). De Italiaansche bezetting van 't Kasteel, gebrek aan brandstof beginnende te krygen, sleepte het schip, dat aan den grond geraakt | |
[pagina 343]
| |
was en een lek gekreegen hadt, op den derden van Lentemaand, door 't ys, naar binnen. Terstond viel men aan 't lossen, tot zo ver zelfs, dat de soldaaten, in 't schip, het daglicht, door de reeten der zolderinge, begonden te ontdekken, wanneer de Schipper en zyne knegts, zig gelaatende vermoeid van werken te zyn, het verder ontlaaden uitstelden, tot 's anderendaags. Ter middernagt, doch niet zonder maaneschyn, deedt Heraugiere de knegten, die reeds verdrietig begonden te worden, en morden, dat men hen op de slagtbank bragt, uit het Turfschip treeden, terwyl men sterk aanhieldt met pompen, waardoor de schildwagt belet werdt, het gerugt, dat de knegten maakten, te hooren. Terstond, werdt de wagt overvallen en afgemaakt, de overige bezetting gedreeven tot in 't binnenste van 't Kasteel, daar Paulo Antonio Landsavechia, een onbedreeven jongeling, in 't afzyn zyns vaders, geboodt. Deez' onderneemt eenen uitval, met zesendertig man, die meest allen verslaagen werden. De burgers, dreigende op 't Kasteel in te storten, werden, door 't volk van Heraugiere, met musketten, afgekeerd. De Graaf van Hohenlo en Prins Maurits zelf, 't gelukken des aanslags vernomen hebbende, naderden de Stad, met een groot deel des Legers, rukten 't Kasteel in, en dreigden, van daar, de Stad te overvallen, die toen de plondering afkogt, voor twee maanden solds, ten behoeve der verrasseren. Ondertusschen, was de bezetting gevlugt. Maurits deedt eene deftige intre- | |
[pagina 344]
| |
de in zyne Vaderlyke erfenis, nam den inwooneren den eed van getrouwheid af, en gaf Heraugiere 't bevel over de Stad, in welke eene bekwaame bezetting van ruitery en voetvolk gelaaten werdt. De Roomschen behielden 'er eene openbaare Kerk; de anderen werden den Hervormden ingeruimdGa naar voetnoot(f). Maurits schreef, zonder uitstel, om voorraad van krygs- en mondbehoeften naar Holland, alzo hy wel voorzag, dat Parma terstond zyn werk maaken zou van het herwinnen der vestinge. Ook werdt zy spoedig voorzien van het noodigeGa naar voetnoot(g). De schipper en zyne twee knegts werden, door de Staaten, met een geschenk in gereeden gelde, en met een jaargeld voor hun leeven begiftigd. Ook kreeg ieder soldaat, die in 't Turfschip geweest was, boven de twee maanden solds, eenen gouden penning, ter waarde van vyfentwintig guldensGa naar voetnoot(h). De Advokaat Oldenbarneveld, die, in deezen aanslag, ook zeer veel gearbeid hadt, werdt vereerd met eenen schoonen vergulden kop, waarop de gantsche geschiedenis, konstelyk, gedreeven wasGa naar voetnoot(i). Ter gelegenheid van de geboorte zyns Zoons, Willem, schonken de Staaten van Holland, die over den Doop gestaan hadden, hem, wat laater, tot eene Pillegave ook eenen kop van zeshonderd guldens, en aan zynen Zoon eene Lyfrente van tweehonderd guldens 's jaarsGa naar voetnoot(k). | |
[pagina 345]
| |
De Hertog van Parma, van Spa en Aken, te Binch in Henegouwen, te rug gekeerd,Ga naar margenoot+ stondt gereed, om, met een Leger, naar Frankryk te trekken, tot ondersteuning der Ligueurs of VerbondelingenGa naar voetnoot(l), toen hy de tyding ontving van het inneemen van Breda. Terstond gaf hy Graave Karel van Mansfeld bevel, om zig wederom meester te maaken van de Stad. Mansfeld berende haar, nog voor het einde van Lentemaand, sloeg eene schans op de Merk, by het Dorp ter Heide,Ga naar margenoot+ en bemagtigde Zevenbergen, dat deerlyk geplonderd werdt. In Bloeimaand, viel hy aan op de schans van Noorddam, by Zevenbergen, binnen welke Matthys Held geboodt, die hem zo wakker te keer ging, dat hy, eerlang, afwyken moest. Prins Maurits, midlerwyl, om hem van Breda af te trekken, toog, met vierduizend knegten en weinige paarden, naar de Betuwe, als hadt hy eenen aanslag op Nieuwmegen in den zin gehad. Mansfeld, geenen kans ziende om BredaGa naar margenoot+ met geweld te winnen, verliet, eindelyk, de StadGa naar voetnoot(m), volgde Prins Maurits, en sloeg zig, omtrent Nieuwmegen, tusschen de Maaze en Waale, neder. Maurits bleef in de Betuwe, met zyn Leger; doch hieldt den Waalstroom met schepen, en deszelfs oever met krygsvolk bezet, tot aan de plaats toe, daar 'er de Maas in valt. Zelfs wierp hy eeneGa naar margenoot+ schans op, tegen Nieuwmegen over, die den naam kreeg van Knodsenburg; waar me- | |
[pagina 346]
| |
mede een groot deel van den Zomer gesleeten werdtGa naar voetnoot(n). Tegen 't einde van den zelven, toog Parma, op uitdrukkelyk bevel des Konings, metGa naar margenoot+ het grootste deel zyns Legers, naar Frankryk, laatende 't hoog bewind der Nederlandsche zaaken in handen van Graave Pieter Ernst van Mansfeld, wiens Zoon Karel 't voornaam beleid des Oorlogs opgedraagen werdt. Doch hy hadt geenen last om iet te onderneemen: maar moest het overschot des Legers terstond in de vaste Plaatsen verdeelenGa naar voetnoot(o). Schoone gelegenheid gaf dit Prinse Maurits om 't platte Land, tot Duitschland toe, alomme,Ga naar margenoot+ af te loopen. Ook bemagtigde hy, in Herfst- en Wynmaand, met een klein Leger, het Huis te Hemert, de schansen Telshout en Crevecoeur, benevens het Huis te Heel of Hedel en de schans ter HeideGa naar voetnoot(p), daar de bezetting van Breda en Bergen op Zoom, kort te vooren, eenen vergeefschen aanval op gedaan hadt. Nog vielen hem SteenbergenGa naar voetnoot(q) en de schans te Roozendaal in handenGa naar voetnoot(r).Ga naar margenoot+ De Burgery van Venlo dreef, omtrent deezen tyd, 's Konings bezetting ter Stad uit, schoon zy den Graave van Mansfeld schreef, dat zy, desonaangezien, zyner Majesteit getrouw blyven wildeGa naar voetnoot(s). |
|