Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVIII. Schets van den tegenwoordigen staat der Regeeringe der Vereenigde Nederlanden. Verandering in dezelve, na den afstand van Leicester.Omtrent deezen tyd, kreeg de Regeering deezer Landen byna dezelfde gedaante, die zy, sedert, altoos, onder het Stadhouderlyk bewind, gehad heeft; waarom wy agten, dat het hier de regte plaats is, om den staat derzelve beknoptelyk te beschryven. Zulk eene beschryving zal van dienst zyn, om den Leezer 't vervolg deezer Historie beter te doen verstaan. De Vereenigde Nederlanden waren, omtrent deezen tyd, zes in getal, Gelderland met Zutfen, Holland met Westfriesland, Zeeland, Utrecht, Friesland en Overyssel: | |
[pagina 334]
| |
schoon eenige Steden van sommigen deezer Gewesten nog in de magt van Spanje waren. Groningen en de Ommelanden zyn hier, eerst in 't jaar 1594, bygekomen. Deeze gewesten en verscheiden' anderen waren, schoon onder verschillende titels, nogtans allen, door Keizer Karel den V, en na hem, door zynen Zoon, Filips, beheerd geweest, en werden, hierom, en om dat zy, met de andere Nederlanden, aan elkanderen grensden, dikwils aangemerkt, als samen één gewest uitmaakende. Het Utrechtsch Verbond van den jaare 1579 vereenigde verscheiden' van deeze gewesten zo naauw, dat zy, gelyk het, in 't hoofd van dit Verbond, uitgedrukt wordt, maar één Landschap scheenen. Voor en na de afzweering van Koning Filips, hadt Willem, Prins van Oranje, en na deszelfs dood, de Graaf van Leicester het hoog bewind over deeze gewesten gevoerd. De laatste met merkelyke tegenkanting der Staaten, met naame van Holland, die oordeelden, dat hy zyn gezag te wyd uitstrekte, ten nadeele van 's volks vryheden. De Staaten dan, geleerd door de ervaarenis, vonden, na zyn vertrek en afstand, geraaden, de opperste magt over de Landen onder veelen te verdeelen: en een' nieuwen Regeeringsvorm in te stellen, die veiliger scheen voor de gemeene vryheid, schoon hy, in sommige gelegenheden, gevaarlyker bevonden is voor de eendragtGa naar voetnoot(t). Op dat egter de Gemeente, gewoon 's Lands | |
[pagina 335]
| |
hooge Regeering te zien in handen van eenen Vorst, die 't ontzag der zelve wist te bewaaren, en de liefde der Landzaaten te verwekken tot 's Lands best, een voorwerp van agtinge, voor 't gezigt, hebben mogt,Ga naar margenoot+ droeg men Prinse Maurits de waardigheid op van Stadhouder, Kapitein en Admiraal-Generaal van verscheiden' gewesten, en plaatste hem aan 't hoofd van den Raad van Staate, die, onder Leicester, 't hoog bewind over de algemeene Regeeringe plagt te hebben. Zulke treflyke Ampten zetten den Prinse groot aanzien by, schoon Prins Willem, zyn Vader, die tot Hoofd en hoogste Overheid verheeven geweest was, boven hem, uitgesteken hadt, in waardigheid en vermogen; en schoon men den Landvoogd Leicester ook meer gezags hadt opgedraagen. Maar 't gene het Stadhouderschap aan gezag verlooren hadt, hadt het gewonnen, aan gunst der Gemeente. Eerampten en vergiffenis kwamen van den Stadhouder: lasten en schattingen van de Staaten, die daarenboven nog de wyt kreegen van de tegenspoeden; terwyl de eer der overwinningen den Kapitein-Generaal opgedraagen werdtGa naar voetnoot(u). De luister en roem der opperste magt vertoonden zig dus meest in den Stadhouder. De Staaten droegen 'er egter den naam van, en hielden den klem derzelve, doorgaans, in handen. Twyfelagtig scheen het egter, ten deezenGa naar margenoot+ tyde, of deeze opperste magt, in de Staa- | |
[pagina 336]
| |
ten van elk Gewest, moest geplaatst worden, dan of menze zoeken moest, by de algemeene Staaten, en deezen als de opperste magt der Vereenigde Gewester met elkanderen aanmerken. De algemeene Staaten zelven schynen zig somtyds zo te hebben aangemerkt. Kort na de dood van Prinse Willem, verklaarden zy., toen te zyn de hoogste Overheid van den LandeGa naar voetnoot(v). Ook schynt men, in sommige Gewesten, 't stuk, dikwils, dus te hebben ingezien, en hierom lastbrieven, tot zulk een voornaam Ampt, als dat van Stadhouder was, van de algemeene Staaten verzogt te hebben. Men dagt, vermoedelyk, dat, gelyk Keizer Karel en Koning Filips, die Heeren van alle de Nederlanden geweest waren, Stadhouders in de byzondere gewesten plagten te stellen, dit nu, door de algemeene Staaten, behoorde te geschieden; als aan welken, uit hoofde van het Utrechtsch Verbond, ook bewind toekwam, over het gene den Vereenigden Gewesten, met elkanderen, aanging. Maar in andere Landschappen, vooral in Holland, werdt dit anders begreepen. De opperste magt was, oordeelde men, na 't afzweeren van Filips, vervallen aan de Staaten der byzondere Landschappen, die, zelfs toenze onder éénen Heer stonden, naar verschillende wetten en gebruiken, en als onderscheiden' Heerlykheden of Vorstendommen, geregeerd werden. Sterk dreef men dit gevoelen, ten tyde | |
[pagina 337]
| |
van Leicester, toen alle de gewesten niet eens waren, over het gezag, welk hy zig, met regt, aanmaatigen mogt. De Advokaat Oldenbarneveld stondt toen zeer op de opperste magt der byzondere Gewesten: waardoor 't gezag van Leicester en van den Raad van Staate geenen kleinen krak kreeg. En, gelyk het den mensch eigen is, zyn gevoelen in uitersten te dryven; Maalzon, zo als wy bovenGa naar voetnoot(v) zagen, beweerde zelfs, dat Westfriesland, op zig zelf, eene oppermagtige Heerlykheid uitmaakte. 't Gevoelen, dat de opperste magt over de byzondere gewesten by de Staaten van elk Gewest huisvest, heeft ook den meesten ingang gevonden, en is, doorgaans, by de schranderste kenners van deezen Staat, voor gegrond aangezienGa naar voetnoot(w). De Staaten der byzondere Gewesten nuGa naar margenoot+ bestaan niet in de Gemagtigden ter Staatsvergaderinge; maar in het gantsche lighaam der Edelen en Steden. De eersten worden vertoond en vervangen, door den beschreeven Adel, die, gemeenlyk, de Dagvaarten bywoont; de anderen, door de Raaden of Vroedschappen van elke stemmende Stad, uit welken, een' of meer Gemagtigden ter Dagvaart gezonden worden. En deeze Edelen en Gemagtigden der Steden vertoonen, vergaderd zynde, de Staaten van den Lande. Zy worden, op gewoone, of, des noods, op buitengewoone tyden, op zekere punten, | |
[pagina 338]
| |
beschreeven; en doen, zo zy 'er algemeenen of byzonderen last toe hebben, ook andere zaaken af, die voorkomen, terwyl zy vergaderd zyn. Doch de uitvoering van 't gene zy beslooten hebben wordt, na dat zy gescheidenGa naar margenoot+ zyn, een Kollegie van gemagtigde Raaden of Staaten aanvertrouwd. In Holland, hadt dit Kollegie, tegenwoordig, alleen bewind over zaaken van geldmiddelen. De zaaken van Regeeringe stonden daar nu aan het Kollegie van Gekommitteerde Raaden nevens zyne Doorlugtigheid: 't welk zeer veel toebragt tot vermeerdering van 's Prinsen aanzien in Holland. Doch dit Kollegie is, naderhand, met dat van Gekommitteerde Raaden der Staaten vereenigd gewordenGa naar voetnoot(x).Ga naar margenoot+'s Lands Advokaat, die de vergaderingen der Staaten en der Gekommitteerde Raaden van Holland, gewoonlyk, bywoont, vraagt de gevoelens, uit den naam der Edelen, wier Pensionaris hy is, vereenigtze, zoze verschillen, en is, binnen en buiten de vergadering, amptshalve, verbonden, de welvaart, vryheden en voorregten des Lands te vorderen en te verdedigen. Zyn Ampt was, na dat des Stadhouders, het aanzienlykste in dit Gewest. De Regeering der andere Landschappen verschilt, hier en daar, van de Hollandsche. Doch ons bestek gehengt niet, dat wy, in deeze byzonderheden, treeden. Ga naar margenoot+ De Afgevaardigden van de Staaten der byzondere Gewesten maaken de algemeene | |
[pagina 339]
| |
Staaten uit, die eerst te Utrecht plagten te vergaderen: daarna te Delft en in den Haage byeen kwamen; doch niet altoos zaten. Ten tyde van Leicester, begon hunne vergadering geduurig te worden. De Staaten hadden toen verscheiden' zaaken te verhandelen, van welken zy den Raad van Staate geene kennis wilden geeven. Hunne Afgevaardigden vergaderden hierom dikwils; en kwamen, allengskens, geduuriglyk byeenGa naar voetnoot(y). Zy handelen, op bepaalden of onbepaalden last der Gewesten, van welken zy afgevaardigd zyn, over zaaken van vrede en oorlog, en anderen, het Bondgenootschap betreffende. Zy doen bezendingen en ontvangen uitheemsche Gezanten, insgelyks over zaaken, den Bondgenooten in 't gemeen raakende. DeGa naar margenoot+ Raad van Staate, die, onder Leicester, groot gezag over zaaken van Regeeringe hadt, bestondt uit Afgevaardigden der verscheiden' gewesten, te weeten, drie uit Holland, twee uit Zeeland, twee uit Friesland, en een' uit ieder der anderen. Na 't vertrek van Leicester, kreeg deeze Raad een nieuw Berigtschrift, waarby de bezorging van 't gene tot den oorlog te Lande vereischt wordt, en de invordering der penningen, die, ten deezen einde, door de byzondere gewesten, opgebragt worden, aan denzelven toevertrouwd werdtGa naar voetnoot(z). Tot het beleid van den oorlog teGa naar margenoot+ water, waren, gelyk wy bovenGa naar voetnoot(a) zagen, onlangs, in de voornaamste Zeesteden van | |
[pagina 340]
| |
Holland, Zeeland en Friesland, vyf Kollegien ter Admiraliteit ingesteld, en nog een opperst Kollegie, boven deezen vyf, waarvan zyne Doorlugtigheid het Hoofd was. Doch dit laatste bleef niet lang in standGa naar voetnoot(b). En in 't jaar 1597, werden de vyf Kollegien ook afhanglyk gemaakt van de algemeene Staaten, daar zy, te vooren, afhingen van de byzondere Gewesten. Zy kreegen toen een nieuw Berigtschrift, dat, schoon slegts by voorraad, en voor den tyd van een jaar gegevenGa naar voetnoot(c), tot heden toe, nog niet veranderd is. Wy spreeken niet van de algemeene en byzondere Reken- en andere Kamers en van veelerlei Amptenaars, in deeze Landen. Wy beoogen, alleenlyk, een kort berigt te geeven van den tegenwoordigen staat van 's Lands Regeeringe; waartoe deeze schets, zo wy agten, zal konnen volstaan. Nu hervatten wy den afgebroken draad der geschiedenisse. Ga naar margenoot+ Van den aanvang deezes jaars af, begon zig een gunstiger beloop der dingen te ontdekken. De vyand, verzwakt, door de onderneeming op Engeland, en, van nieuws, ingewikkeld in den Franschen kryg, was buiten staat geraakt, om den oorlog, in de Nederlanden, met ernst, door te zetten. Prins Maurits hadt zig, daarentegen, van den tyd af, dat hem 't opperbeleid des oorlogs toevertrouwd was, zo zeer bevlytigd, in de oefening der Krygskunde, dat hy 'er, schier | |
[pagina *11]
| |
MAURITS, Prins van Oranje, Stadhouder van Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht en Overyssel.
Is. Tirion excudit | |
[pagina 341]
| |
dagelyks, in vorderde, boven verwagting. Voortvaarend en wakker, in 't voortzetten zyner zaaken, wist hy den vyand, dikwils, eenen kans af te zien, en deszelfs aanslagen te verydelen. De geringste dingen zelven ontslipten zyner opmerkinge niet. Hy hieldt de vestingen in behoorlyken staat van tegenweer, en bezorgde, dat alomme goede wagt gehouden werdt. Zonderling bedreeven toonde hy zig, in het uitkippen der bekwaamste Legerplaatsen. Het stormtuig hieldt hy, in belegeringen, altoos by der hand. Het krygsvolk, tot hiertoe, zeer onbedreeven in veldslagen en aantasten van sterkten, leerde hy, uit eigen' oefening, op eene nieuwe wyze, te paarde ryden, de gelederen bewaaren, spys met zig voeren, en aan loopgraaven en borstweeringen arbeiden. Zyn Leger werdt, eerlang, eene oefenschool, daar, inzonderheid na dat hem 't geluk des oorlogs begon mede te loopen, de uitheemsche adel de Krygskonst kwam leerenGa naar voetnoot(d). Kortom, hy heeft de zaaken der Vereenigde gewesten tot eenen stand van vastheid en veiligheid gebragt, waarvan zyn Vader weinig meer dan de grondslagen hadt beginnen te leggen. |
|